Woordenschat - figuurlijk taalgebruik

Figuurlijk taalgebruik
Lesdoelen:
1. Weten wat figuurlijk taalgebruik is.
2. Figuurlijk taalgebruik kunnen herkennen.
3. Weten waarom er figuurlijktaalgebruik wordt gebruikt.
4. De betekenis van enkele voorbeelden van figuurlijk taalgebruik kennen.
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Figuurlijk taalgebruik
Lesdoelen:
1. Weten wat figuurlijk taalgebruik is.
2. Figuurlijk taalgebruik kunnen herkennen.
3. Weten waarom er figuurlijktaalgebruik wordt gebruikt.
4. De betekenis van enkele voorbeelden van figuurlijk taalgebruik kennen.

Slide 1 - Diapositive

Welke spreekwoorden en uitdrukkingen ken je?

Slide 2 - Question ouverte

Figuurlijk taalgebruik
- Bedoelt de schrijver het letterlijk of figuurlijk?
- Betekenis opzoeken in het woordenboek: zoek onder het eerste belangrijke woord uit de uitdrukking.


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Waarom wordt er figuurlijk taalgebruik gebruikt?

Slide 5 - Question ouverte

Aan het werk 
Maken opd 1, 2 en 3 blz. 61 t/m 63

Slide 6 - Diapositive

Iets op je duimpje...
A
geven
B
kennen
C
hebben
D
knopen

Slide 7 - Quiz

zijn schaapjes op het droge...
A
hebben
B
geven
C
kennen
D
meten

Slide 8 - Quiz

'alles is koek en ei' betekent:
A
goed met elkaar overweg kunnen
B
is het gedaan
C
is het goed tussen die twee
D
van niets een groot probleem maken

Slide 9 - Quiz

'de rapen zijn gaar' betekent:
A
is het gedaan
B
met een slecht humeur aan de dag beginnen
C
goed met elkaar overweg kunnen
D
het is goed tussen die twee

Slide 10 - Quiz

Waarom gebruikt men figuurlijk taalgebruik niet?
A
Om de taal moeilijker te maken
B
Om de taal mooier te maken
C
Om moeilijke dingen uit te leggen
D
omdat het leuk is

Slide 11 - Quiz