4.2 Lenzen en constructiestralen

Beelden maken met een lens
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Beelden maken met een lens

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
De breking bij een bolle en holle lens tekenen.
Met behulp van de constructiestralen het beeld tekenen.

Slide 2 - Diapositive

Voorkennis
Noteer zoveel mogelijk apparaten die je kent met lenzen.

Slide 3 - Diapositive

Voorwerpen met lenzen

Slide 4 - Carte mentale

Positieve lenzen:
Deze zijn in het midden het 
dikst en hebben een vergrotende werking  (bolle lenzen).


Slide 5 - Diapositive

Positieve lenzen hebben een convergerende werking
Het licht breekt iets naar binnen t.o.v. voor de lens. 

Slide 6 - Diapositive

Negatieve lenzen:
In midden dunst en hebben een verkleinende werking  (holle lenzen).

Slide 7 - Diapositive

Negatieve lenzen hebben een divergerende werking
De bundel beweegt uit elkaar t.o.v. er voor.

Slide 8 - Diapositive

Wat is de het brandpunt?
A
plaats waar brand ontstaat
B
plaats waar licht na een lens samenkomt
C
plaats waar licht vandaan komt
D
plaats waar lens staat

Slide 9 - Quiz

Het brandpunt
Evenwijdig licht gaat na breking door het brandpunt (F van focus)

Slide 10 - Diapositive

Constructiestralen
 Bepaal waar het beeld achter lens ontstaat.

We doen het altijd met twee  constructiestralen.
1 - Door het midden van de lens, verandert niet richting
2 - Evenwijdig aan hoofdas. Na lens door brandpunt (F).

Slide 11 - Diapositive

1 Teken de lens, het brandpunt en de hoofdas.

Slide 12 - Diapositive

Teken het voorwerp als een pijltje L1 L2

Slide 13 - Diapositive

3 Teken het beeldpunt B1 met de twee constructiestralen.

Slide 14 - Diapositive

Teken het beeld als een pijl B1B2.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Controle van begrip 

Teken het beeld van een voorwerp wat 3,5 cm hoog staat, en 5 cm van een lens staat, als de lens een brandpunt van 2,5 cm heeft.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Slide 20 - Diapositive

a Geef in de figuur het brandpunt aan met een stip en zet er de letter F bij.

b Teken hoe het zonlicht van links op de lens valt.

Slide 21 - Diapositive

Leg uit welke lens het sterkst is.

Slide 22 - Diapositive

Welke lens is het sterkst
A
Lens A
B
Lens B

Slide 23 - Quiz

Welke lens heeft de grootste brandpuntafstand?
A
Lens A
B
Lens B

Slide 24 - Quiz

Hol of Bol?
A
Hol
B
Bol

Slide 25 - Quiz

Hol of Bol?
A
Hol
B
Bol

Slide 26 - Quiz

Hol of Bol
A
Hol
B
Bol

Slide 27 - Quiz

Hol of Bol?
A
Hol
B
Bol

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Diapositive

Teken drie keer het beeld.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Lenzenformule

Slide 32 - Diapositive

Lenzenformule
Stasio wil een film afspelen met een beamer. Als scherm gebruikt hij een witte muur. De lens van de beamer heeft een brandpuntsafstand van 14,5 cm. De afstand tussen het lcd scherm van de beamer tot de lens is 15 cm (voorwerpsafstand)

Bereken op welke afstand Stasio de beamer van de muur moet zetten om een scherp beeld te krijgen.

Slide 33 - Diapositive

Lenzenformule
Gegeven
f = 14,5 cm
v = 15,0 cm
Gevraagd :
b = ?
Uitwerking:
1/f = 1/b + 1/v     geeft.    1/14,5 = 1/b + 1/15,0
1/b = 1/15 - 1/14,5 = 0,00230
b= 1/0,00230 = 435 cm

Slide 34 - Diapositive

f = 23 cm, b = 520 cm
v = ?
A
v = 22 cm
B
v = 11960 cm
C
v = 0,04 cm
D
v = 24 cm

Slide 35 - Quiz