inhoudsmaten

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Inhoud en gewicht

Lesdoelen:

• Je weet dat inhoud aangeeft hoeveel ruimte er in een voorwerp is.
• Je kent de eenheden en de afkortingen van: liter (l), deciliter (dl), centiliter(cl), milliliter(ml)
• Je kan een aantal voorwerpen op volgorde van klein naar groot zetten, op basis van de inhoud. 

Eenheden omrekenen

1 liter = 1000 milliliter

1 liter = 100 centiliter

1 liter = 10 deciliter

Een paar voorbeelden

Een pak melk heeft een inhoud van 1 liter

een emmer heeft een inhoud van 10 liter

Een kopje heeft een inhoud van 1 dl

Een lepel heeft een inhoud van 1 cl

Een druppel is 1 ml

Kies uit: l, dl, cl, of ml
Een waterkoker heeft een inhoud van 2 ...........

Kies uit: l, dl, cl,ml
Een blik soep heeft een inhoud van 5......

Een koffiekopje heeft een inhoud van.......

1. 1 deciliter
2. 5 deciliter
3. 1 centiliter
4. 10 milliliter

Omrekenen

1 liter = .... dl

1 liter = .... cl

1 liter = .... ml

Als je inhoudsmaten moet omrekenen, kijk je naar dit plaatje:

wordt de inhoudsmaat kleiner dan doe je de inhoud x10

wordt de inhoudsmaat groter dan doe je de inhoud :10

4 dl = ... ml

van dl naar ml zijn 2 sprongen. 

Ik reken uit: 

4x 10x10=400 ml

700 dl = ....liter

• Van dl naar l wordt de inhoudsmaat groter. 
  
• Ik ga dus delen. 
• Ik maak maar 1 sprong en doe:
  
• 700: 10 =  70 liter
  

Bijvoorbeeld

1. Pakje drinken 200 ml 

2. Fles cola 1 liter

3. Fles sinas 1,5 liter 

4. Emmer water 10 liter 

5. Jerrycan 20 liter