Woordenschat H1 les 3 beeldspraak

Programma
1) Huiswerk bespreken
2) Uitleg Woordenschat H2
3) Maken
4) Huiswerk
1 / 7
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 7 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Programma
1) Huiswerk bespreken
2) Uitleg Woordenschat H2
3) Maken
4) Huiswerk

Slide 1 - Diapositive

Bespreken opdracht 3
van woordenschat H1 op blz. 25. 

Slide 2 - Diapositive

In tweetallen:
Maak opdracht 4.1 op blz. 27. 
Klaar? Ga dan verder met opdracht 6.

Slide 3 - Diapositive

Bespreken opdracht 4.1

Slide 4 - Diapositive

Woordenschat H2:  metonymie
Metonymie is ook een vorm van beeldspraak. Hierbij benoem je een eigenschap of kenmerk van het object.
Voorbeelden zijn:
Hij kreeg geel.> een gele kaart (je noemt de kleur)
Er hangt een mooie Rembrandt. > een schilderij van Rembrandt (de maker)
Nederland heeft gewonnen.> Het Nederlandse damesvoetbalelftal (het land)
Ik draag altijd Adidas. > Kleding/schoenen van Adidas (het merk)
Hij won zilver.> Zilveren medaille (materiaal)


Slide 5 - Diapositive

Woordenschat H2:  metonymie
Vervolg voorbeelden:
Die lange had weer het hoogste woord.> een lang persoon (kenmerk)
(Bij een metafoor zou je bijvoorbeeld zeggen: Die praatjesmaker had weer het hoogste woord, want het beeld komt overeen met het object: de persoon met de praatjes).
Ik kreeg een bloemetje.> een bosje bloemen. (Je benoemt een deel van het geheel. Dit heet pars pro toto)





Slide 6 - Diapositive

Maak
  • opdracht 6 op blz. 27 (Woordenschat H1)
  • startopdracht  op blz. 54 (Woordenschat H2)
Wat niet af is, is huiswerk voor maandag.

Slide 7 - Diapositive