Les 10 van de planner

Lessonup.app
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lessonup.app

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

- Het is duidelijk geworden in hoeverre ik de leerstof van dit hoofdstuk onder de knie heb.

Slide 2 - Diapositive

1. Wat is de vertaling van het woord:
timide
A
verlegen
B
slank
C
een beetje
D
bruin

Slide 3 - Quiz

2. Wat is de vertaling van het woord:
depuis
A
grijs
B
zelfs
C
vaak
D
sinds

Slide 4 - Quiz

3. Wat is de vertaling van het woord:
la soeur
A
de nicht
B
de zus
C
de buurvrouw
D
de neef

Slide 5 - Quiz

4. Wat is de vertaling van het woord:
les lunettes
A
het haar
B
de ogen
C
de bril
D
het geld

Slide 6 - Quiz

5. Wat is de vertaling van het woord:
le jour
A
de vraag
B
de dag
C
de tuin
D
de broer

Slide 7 - Quiz

6. Wat is de vertaling van het woord:
je peux
A
ik zie
B
ik eet
C
ik kan
D
ik draag

Slide 8 - Quiz

7. Wat is de vertaling van het woord:
calme
A
verdrietig
B
grappig
C
klein
D
rustig

Slide 9 - Quiz

8. Wat is de vertaling van het woord:
bien sûr
A
lang
B
sinds
C
natuurlijk
D
slank

Slide 10 - Quiz

9. Wat is de vertaling van het woord:
vert(e)
A
rood
B
groen
C
blauw
D
zwart

Slide 11 - Quiz

10. Wat is de vertaling van het woord:
prochain(e)
A
weigeren
B
ontmoeten
C
beste
D
volgende

Slide 12 - Quiz

Combineer de Nederlandse betekenis met de Franse zin
Il aime le sport?
Il porte des lunettes. 
Non, il est petit.
Elle est sympa?
J'ai dix-sept ans.
Tu as passé un bon weekend?
Ton frère est comment?
Heb je een leuk weekend gehad?
Nee, hij is klein.
Houdt hij van sport?
Hoe is jouw broer?
Ik ben zeventien jaar oud.
Is zij aardig?
hij draagt een bril.

Slide 13 - Question de remorquage

1. Wat is de vertaling van het getal:
soixante et onze

Slide 14 - Question ouverte

2. Wat is de vertaling van het getal:
quatre-vingts

Slide 15 - Question ouverte

3. Wat is de vertaling van het getal:
cinquante-neuf

Slide 16 - Question ouverte

4. Wat is de vertaling van het getal:
quatre-vingt-dix-huit

Slide 17 - Question ouverte

5. Wat is de vertaling van het getal:
seize

Slide 18 - Question ouverte

6. Wat is de vertaling van het getal:
cent quarante-sept

Slide 19 - Question ouverte

1. Vul de passé composé in van het werkwoord tussen haakjes.
Ils _______ _______ (manger) une pomme verte.

Slide 20 - Question ouverte

2. Vul de passé composé in van het werkwoord tussen haakjes.
Elle _______ _______ (rencontrer) son prof.

Slide 21 - Question ouverte

3. Vul de passé composé in van het werkwoord tussen haakjes.
Tu _______ _______ (parler) avec ta copine.

Slide 22 - Question ouverte

4. Vul de passé composé in van het werkwoord tussen haakjes.
Nous _______ _______ (porter) un jean bleu.

Slide 23 - Question ouverte

5. Vul de passé composé in van het werkwoord tussen haakjes.
Vous _______ _______ (passer) un bon weekend?

Slide 24 - Question ouverte

1. Vul het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes op de juiste manier in.
Juliëtte est __________ (francais)

Slide 25 - Question ouverte

2. Vul het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes op de juiste manier in.
Juliëtte et Leon sont __________ (enthousiaste).

Slide 26 - Question ouverte

3. Vul het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes op de juiste manier in.
Ma mère est très __________ (jeune).

Slide 27 - Question ouverte

4. Vul het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes op de juiste manier in.
Mes soeurs sont très __________ (intelligent).

Slide 28 - Question ouverte

5. Vul het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes op de juiste manier in.
Elles sont un peu __________ (timide).

Slide 29 - Question ouverte

Les devoirs
Leren:
- vocabulaire A t/m F
- de theorie over  de passé composé
- de theorie over het bijvoeglijk naamwoord
- de getallen t/m 100

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive