H4 Formuleren les incongruentie

FORMULEREN
3. incongruentie


1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

FORMULEREN
3. incongruentie


Slide 1 - Diapositive

VANDAAG
herhalen par. 1 (dubbelop) en 2 (verwijzen)
uitleg theorie par. 3 (incongruentie)
nakijken par 2
 opdrachten maken par 3


Slide 2 - Diapositive

Herhaling: dubbelop
onjuiste herhaling/dubbele ontkenning
tautologie/pleonasme
contaminatie

Slide 3 - Diapositive

Herhaling: verwijswoorden
Hoe moet je verwijzen?
mannelijke woorden --> de/die/deze/zijn/hem
vrouwelijke woorden--> de/die/deze/haar
onzijdige woorden--> het/dit/dat/het of zijn

Slide 4 - Diapositive

Formuleren
A. onjuist verwijzen
B. onduidelijk verwijzen

Slide 5 - Diapositive

A. Verwijsfout: 4 moeilijkheden
  1. Woordgeslacht (m/v/o/mv-de/het/zijn/haar)
  2. Hen / hun
  3. Betrekkelijk voornaamwoord (die/dat/wat/wie/welke)
  4. Verschil zaken / personen (die/wie)

Slide 6 - Diapositive

Mannelijke de-woorden 
  • hij / hem / deze / die / zijn
  • Veel de-woorden zijn mannelijk, tenzij ze achtervoegsels hebben van vrouwelijke de-woorden
Vrouwelijke de-woorden
  • ze / zij / deze / die / haar
  • Woorden die eindigen op:
    -heid / -nis / -schap
    -de / -te / -ing / -st
    -ij / -ie
    -iek / -ica
    -theek / -teit
    -tuur / -suur
    -ade / -ide / -ode / -ude
    -ine / -se / -gage
    -sis / -tis / -xis

Slide 7 - Diapositive

2 Hen / hun
  • Hun kan nóóít onderwerp zijn!
    * Hun hebben dat gedaan -> Zij hebben dat gedaan
  • Hun: bezittelijk voornaamwoord -> Hun oma woont in Weert
  • Hun: meewerkend voorwerp (zonder voorzetsel) -> Ik geef hun een kopje koffie

Slide 8 - Diapositive

2 Hen / hun
  • Hen: na een voorzetsel ->
     Ik geef een kopje koffie aan hen
  • Hen: lijdend voorwerp ->
     Die jongen heeft hen voorgelogen

Slide 9 - Diapositive

3 Betrekkelijk voornaamwoord
  • Die / dat / wat
  • De-woorden: die -> De koffie die ik dronk, was erg sterk
  • Het-woorden: dat -> Het meisje dat daar loopt, is mijn zus.
  • Wat:
    - Hele zin -> De vorige aflevering heb ik gemist, wat jammer is
    -
     Overtreffende trap -> Het engste wat we zagen, was  It
    - Onbepaald voornaamwoord -> Alles wat  ze zegt, is waar

Slide 10 - Diapositive

Vergelijk
a) De laatste keizer woonde in een groot paleis, dat we niet mooi vonden.
b) De laatste keizer woonde in een groot paleis, wat we niet mooi vonden.

Slide 11 - Diapositive

Vergelijk
a) Dit apparaat is het enige dat nog functioneert.
b) Dit apparaat is het enige wat nog functioneert.

Slide 12 - Diapositive

Vergelijk
a) Dat vliegtuig is het mooiste dat ik hier heb aangetroffen.
b) Dat vliegtuig is het mooiste wat ik hier heb aangetroffen.

Slide 13 - Diapositive

4 Verschil zaken/personen
Om naar personen te verwijzen, gebruik je:
aan wie, met wie, voor wie etc.

Om naar zaken te verwijzen, gebruik je:
waaraan, waarvoor, waarmee etc.

Slide 14 - Diapositive

B. Onduidelijk verwijzen
Als een verwijswoord verwijst naar iets wat helemaal niet in de tekst staat, is dat incorrect.
Vb. 3: Natuurlijk is de dierenbescherming in haar nopjes met de nieuwe regels voor de veehouderij, omdat ze dan meer ruimte hebben.

Als een verwijswoord naar meerdere antecedenten kan verwijzen, is dat incorrect.
Vb. 4: De agenten arresteerden de drugscriminelen en ze maakten een hoop stennis op straat.

Slide 15 - Diapositive

par 3: incongruentie
ow + pv moet gelijk zijn in aantal
ev + ev of mv + mv
de politie (ev) is (ev) ...
de media (mv) zijn (mv) ...

Slide 16 - Diapositive

nakijken
kijk je eigen antwoorden na.
Steek je hand op als je een vraag hebt.

Slide 17 - Diapositive

nakijken: huiswerk
maak van opdracht 4 t/m 7 steeds zin 1 t/m 4

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 4
1 het
2 ze
3 hem
4 het
Opdracht 5
1 haar
2 zijn, het
3 zijn, zijn, haar
4 haar
Opdracht 6
1 hun, ze
2 hen, zij
3 hen
4 zij, hen
Opdracht 7
1 dit
2 wat
3 dat
4 wie


Slide 19 - Diapositive

zelfstandig werken
maak 1 t/m 4 van 8 en 9
maak daarna 11 en 12
je mag oortjes in

Slide 20 - Diapositive

Opdracht 8
1 van wie
2 waarmee
3 waarop
4 waarop


Opdracht 8
1 van wie
2 waarmee
3 waarop
4 waarop

opdracht 9
1 Het mooiste Nederlandse boek dat Carola ooit gelezen heeft, is De donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans.

Slide 21 - Diapositive

Opdracht 8
1 van wie
2 waarmee
3 waarop
4 waarop


2 De directeuren hoeven de leden van de ondernemingsraad niet meer voor overleg uit te nodigen, want ze (wie?) zijn toch niet bereid om compromissen te sluiten.
… want de directeuren zijn … / … want de directie is …
Of: … want de leden zijn … / … want de raad is …
3 Het waterschap heeft besloten zijn tarieven voor de afvoer van hemelwater te verhogen.
4 Bij deze zwervers heeft de drank duidelijk zijn tol geëist, want je kunt geen verstandig woord meer met hen wisselen.

Slide 22 - Diapositive

dat/als-constructie
  • Deze constructie is niet mooi. 
  • Verander daarom de zinsvolgorde.
  • Verplaats de bijzin.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive