2KM L20 B2K H2 Woordenschat/H2 Taalverzorging

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom! 

Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.

• Lesboek Nieuw Nederlands
• Leesboek
• Schrift of collegeblok
• Pen

Wat gaan we doen?

• Lesdoelen
• Mededelingen
• Lezen
• Terugblik
• Huiswerk nakijken
• Figuurlijk taalgebruik quiz
• Uitleg samengestelde zinnen maken
• Zelfstandig werken
  
• Samenwerken
• Huiswerk
• Evaluatie les

Lesdoelen

• Ik kan figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen
• Ik kan de betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen opzoeken in het woordenboek
• Ik weet de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen in deze paragraaf
• Ik kan voegwoorden op de juiste manier gebruiken om samengestelde zinnen te maken

Mededelingen

Wat moet ik weten?

Lezen in stilte

Figuurlijk taalgebruik

In teksten of in gesprekken kom je vaak uitdrukkingen of woorden tegen met een figuurlijke betekenis. 

Begrijp je deze niet? Zoek ze dan op in het woordenboek!

Figuurlijk taalgebruik opzoeken

Zoek bij het eerste zelfstandige naamwoord uit de uitdrukking op.

Vind je de uitdrukking niet?

Zoek dan op een ander belangrijk woord. 

Wat betekent dit?

Voorkomen is beter dan genezen?

Wonen in het hart van de stad?

Radijsjes schieten uit de grond? 

Samen nakijken huiswerk

Opdracht 1 (blz. 50)

Nakijkboekje vanaf blz: 30

Gebruik een andere kleur pen. Corrigeer je antwoord, indien fout. Heb je een vraag? 

Steek je vinger op!

Nakijken huiswerk

De Startopdracht en opdracht 2 t/m 7 (blz. 50/53)

Nakijkboekje vanaf blz: 30

Gebruik een andere kleur pen. Corrigeer je antwoord, indien fout. Heb je een vraag? 

Steek je vinger op!

De toekomst lacht ons tegemoet

1. We hebben er zin in
2. Het wordt heel grappig in de toekomst
3. Het zit ons mee
4. We gaan gekke dingen doen in de toekomst

Het schilderij springt van het doek

1. Het is een lelijk schilderij
2. Het schilderij is gevallen
3. Er zijn felle kleuren in het schilderij gebruikt
4. Het is een mooi schilderij

De appel valt niet ver van de boom

1. Appels kun je beter snel eten
2. Kinderen lijken vaak op hun ouders
3. Appels moet je plukken
4. Mensen hebben vaak ongelijk

Twee handen op één buik

1. Iemand die honger heeft
2. Twee mensen die het helemaal met elkaar eens zijn
3. Buikpijn hebben
4. Zwangere vrouwen

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel

1. Als er geen toezicht is, doet mensen wat ze zelf willen
2. Als niemand thuis is, komen de dieren uit hun holen
3. Katten hebben meestal zin in muizen
4. Muizen dansen graag als niemand kijkt

Een open deur

1. Iedereen is welkom
2. Niet bang voor dieven zijn
3. Een open dag bij een instantie
4. Een idee dat iedereen had kunnen bedenken

Een gegeven paard niet in de bek kijken

1. Niet klagen over iets wat je cadeau krijgt
2. Paarden hebben geen bek
3. Als je iets krijgt, mag je het ruilen
4. Iets wat je hebt gegeven, mag je nooit meer terugvragen

Niet geschoten altijd mis

1. Je mag geen wapens in huis hebben
2. Als je het niet probeert, lukt het nooit
3. Iemand die ergens heel slecht in is
4. Iemand uitdagen

Voorkomen is beter dan genezen

1. Het gebruiken van natuurlijke geneesmiddelen
2. Niet naar de dokter durven gaan
3. Problemen zonder hulp oplossen
4. Doe voorzichtig, dan hoef je ook geen problemen op te lossen

Met hart en ziel

1. Werken voor de kerk
2. Nergens bang voor zijn
3. Iets met passie doen
4. Cardioloog worden

Lachen als een boer met kiespijn

1. Huilen
2. Lachen zonder echt blij te zijn
3. Naar de tandarts moeten
4. Meedoen aan de boerenprotesten

De kat uit de boom kijken

1. Nergens bang voor zijn
2. De brandweer bellen
3. Geen kattenmens zijn
4. Afwachten

Op de valreep

1. Chocolade kopen
2. Op het laatste moment
3. Heel onhandig zijn
4. Goed zijn in atletiek

Liefde is blind

1. Liefde kan iedereen overkomen
2. Naar iemands innerlijk kijken in plaats van iemands uiterlijk
3. Iedereen verdient liefde
4. Als je verliefd bent, zie je de minder leuke kant van diegene niet

Boter op je hoofd hebben

1. Niet kunnen zien
2. Als je altijd meelacht met anderen, ben je niet goed bezig
3. Als je zelf iets niet goed doet, moet je anderen ook niets verwijten
4. Stinken

Put lipstick on a pig
'Een varken lippenstift opdoen'

1. Geen make-up gebruiken
2. Iets mooier proberen te maken dan het is
3. Dieren geven niet om uiterlijk
4. Dierproeven gebruiken

Barking up the wrong tree
'Blaffen tegen de verkeerde boom'

1. Heel brutaal doen
2. Een hekel hebben aan honden
3. Je vergissen
4. Iemand die veel geluid maakt

Don't cry over spilt milk
'Niet huilen om geknoeide melk'

1. Stel je niet aan
2. Geen glazen omgooien
3. Niet klagen om iets wat je niet kan veranderen
4. Iemand die niet snel huilt

Don't give up your day job
'Geef je baan overdag niet op'

1. Er komt een crisis aan
2. Je bent er niet goed in
3. Je hebt een hele leuke baan
4. Geef nooit iets op voor je iets anders hebt

It's raining cats and dogs
'Het regent katten en honden'

1. Het is prachtig weer
2. Er zijn veel te veel katten en honden
3. Zelfs de dieren worden verkouden
4. Het stort van de regen

Samengestelde zinnen 

Wat is een samengestelde zin? 

Wat zijn voegwoorden?

Samengestelde zinnen maken

Gebruik een voegwoord om van twee zinnen één zin te maken.

Controleer dan of de woordvolgorde goed is.

Omdat de zon schijnt, hij gaat zwemmen.

Omdat de zon schijnt, gaat hij zwemmen.

Zelfstandig werken

Maak: 
Startopdracht en opdracht  1 en 2 (blz. 55-57)
Heb je een vraag?
Steek je vinger op!

Ben je klaar?
Maak opdracht 5  OF ga lezen in je leesboek

Rustig samenwerken

Maak:

Startopdracht en opdracht 1 en 2 (blz. 55-57)

Heb je een vraag?

Steek je vinger op!

Ben je klaar?

Maak opdracht 5 OF ga lezen in je leesboek

Huiswerk

Datum:
Maandag 09 november

Maken:

Startopdracht en opdracht 1 en 2 (blz. 56/57)

Lesdoelen

• Ik kan figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen
• Ik kan de betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen opzoeken in het woordenboek
• Ik weet de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen in deze paragraaf
• Ik kan voegwoorden op de goede manier gebruiken om samengestelde zinnen te maken

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?