Ontwikkelingsstoornissen en problemen

Ontwikkelingsstoornissen en problemen
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Ontwikkelingsstoornissen en problemen

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
- Op het einde van de les kan ik de verschillende ontwikkelingsstoornissen categoriseren.  

- Op het einde van de les kan ik kenmerken van ontwikkelingsstoornissen benoemen.

Kennistoets: 21-06 om 15:00

Slide 2 - Diapositive

Waarom heb je deze kennis nodig?

Slide 3 - Diapositive

Omdat...
De gespecialiseerd pedagogisch medewerker stelt zichzelf op de hoogte van specifieke ontwikkelingsproblemen van kinderen bijhorende P2-K1-W2: stelt een gespecialiseerd activiteitenprogramma op. 

Slide 4 - Diapositive

Omdat...
De gespecialiseerd pedagogisch medewerker moet de ontwikkeling van het kind kunnen monitoren en de voortgang en/of stagnatie in de ontwikkeling moet kunnen onderzoeken en signaleren P2-K1-W7: biedt specifieke ontwikkelingsgerichte activiteiten aan. 

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Diapositive

Basisschoolleerlingen
- Zorgleerling: Een leerling die vanwege een beperking of ontwikkelingsstoornis, zonder extra zorgbegeleiding op school niet of moeilijk mee kan komen.
- Achterstandsleerling: een leerling die ouders heeft met een (zeer) laag opleidingsniveau.
- Excellente leerling: Een leerling die hoog scoort op intellectuele capaciteiten, creativiteit en taakgerichtheid. 

Slide 8 - Diapositive

Dyslexie en Dyscalculie zijn voorbeelden van een communicatiestoornis
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Dyslexie (leerstoornis)
Een leerstoornis bij het lezen en spellen, waar gebrek aan intelligentie of te weinig onderwijs niet de oorzaak van is. Iemand heeft moeite om wat hij ziet (letters) om te zetten in gesproken woorden.
Voorbeelden: 
- Jan leest spellend het woord s-t-oe-p, maar kan de letters niet samenvoegen tot een woord.
- Jan draait bij het lezen vaak letters om, hij leest katten in plaats van takken, stipt wordt spits etc.

Slide 10 - Diapositive

Dyscalculie (leerstoornis)
Net als dyslexie wordt dyscalculie niet veroorzaakt door een gebrek aan intelligentie of te weinig onderwijs. Dyscalculie is een leerstoornis bij het rekenen. 
Voorbeeld:
- Rianne rekent erg langzaam. Ze draait getallen vaak om. 68 wordt 86 en 23 wordt 32. Ze telt ook nog vaak op de vingers.

Slide 11 - Diapositive

Schrijfproblemen (leerstoornis)
Slordig schrijven is meestal het gevolg van een slechte handmotoriek. Een beetje slordig schrijven is niet erg. Als het handschrift niet te lezen is, dan heeft het kind zeker een probleem. Er is ook een probleem als het kind door slordig schrijven fouten gaat maken in zijn werk.
Een schrijfprobleem kan ook hele andere oorzaken hebben, bijvoorbeeld slechtziendheid.

Slide 12 - Diapositive

Er zijn twee vormen van communicatiestoornissen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Communicatiestoornissen
- Bij een taalstoornis wordt taal niet of verkeerd begrepen of niet of verkeerd gebruikt.
- Bij een spraakstoornis worden bepaalde klanken, woorden of zinnen niet of verkeerd uitgesproken. 
De oorzaak van een communicatiestoornis ligt vaak in bijvoorbeeld een verstandelijke of motorische beperking.
Het taalgebruik kan achterblijven, maar ook het taalbegrip kan achterblijven.

Slide 14 - Diapositive

Kinderen met DCD kunnen problemen hebben met zowel de grove als de fijne motoriek.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

DCD (motorische stoornis)
Kinderen met DCD kunnen problemen hebben met zowel de grove als fijne motoriek. Ze zijn onhandig, bewegingen zijn houterig en ze vallen makkelijk. Leren fietsen en zwemmen kost veel moeite. DCD is niet eenvoudig vast te stellen, omdat ook binnen een normale ontwikkeling veel variatie mogelijk is. Er hoeft niet aan de hand te zijn als een kind van 6 nog niet kan fietsen.

Slide 16 - Diapositive

Kinderen met autisme hebben geen moeite met veranderingen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Autismespectrumstoornissen (ASS)
ASS is een aangeboren stoornis in de informatieverwerking in de hersenen, met als gevolg beperkingen in sociale contacten en communicatie, beperkte en herhaalde (stereotiepe) gedragspatronen en star gedrag.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Autismespectrumstoornissen
Voorbeelden:
- Moeite met het omgaan met andere mensen.
- Voor sommige prikkels heel gevoelig, voor andere juist niet.
- Helemaal op gaan in dingen die ze interessant vinden.
- Niet makkelijk in anderen kunnen verplaatsen.
- Houden niet van onverwachte veranderingen.
- Herhaalt sommige dingen vaak.
- Herkent snel patronen.




Slide 21 - Diapositive

ADHD en ADD zijn voorbeelden van gedragsstoornissen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

ADHD (aandachtsstoornis)
-  ADHD is een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit. Een kind of jongere met ADHD is rusteloos, impulsief en kan zich moeilijk concentreren. 
Kinderen met ADHD:
- Kunnen moeilijk stil blijven zitten.
- Zijn snel afgeleid
          - Reageren impulsief (handelen zonder nadenken).

Slide 23 - Diapositive

ADD (aandachtsstoornis)
- ADD is een aandachtstekortstoornis (zonder hyperactiviteit) met als kenmerk dat het kind of de jongere zich niet goed kan concentreren. 
Kinderen met ADD:
- Zijn dromerig
- Gedragen zich teruggetrokken en passief.
- Zijn vergeetachtig
- Lijken niet te luisteren

Slide 24 - Diapositive

Kinderen met CD zijn, in tegenstelling tot ODD, agressief naar mensen en dieren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

CD (Gedragsstoornissen)
CD: een antisociale gedragsstoornis. Het kind of de jongere is agressief naar mensen en dieren, vernielt eigendommen van anderen, is onbetrouwbaar en overtreedt regels op een ernstige manier. 
Kinderen met een gedragsstoornis hebben in feite een emotionele of psychische stoornis. De oorzaak van een gedragsstoornis wordt voor een belangrijk deel bepaald vanuit de aanleg (erfelijkheid of aangeboren afwijking). 

Slide 26 - Diapositive

ODD (Gedragsstoornissen)
ODD: een oppositioneel (oppositie = verzet) opstandige gedragsstoornis. Het kind of de jongere vertoont brutaal, koppig en onbetrouwbaar gedrag en heeft een boze en prikkelbare stemming. 
Het belangrijkste verschil tussen ODD en CD is dat een kind of jongere met CD gewelddadig gedrag vertoont en een kind of jongere met ODD niet. CD volgt altijd op ODD, maar het is zeker niet zo dat alle kinderen met ODD uiteindelijk CD ontwikkelen.

Slide 27 - Diapositive

Gedragsproblemen
Vaker dan gedragsstoornissen komen bij kinderen en jongeren gedragsproblemen voor. Gedragsproblemen zijn minder ernstig dan gedragsstoornissen. De oorzaak is ook een andere. Aanleg speelt nauwelijks een rol. Gedragsproblemen hangen vaak samen met een verstoorde ouder-kindrelatie. Soms schiet de opvoeding thuis tekort. De opvoeding thuis kan op allerlei manieren fout lopen.

Slide 28 - Diapositive

Tics komen vrij regelmatig voor bij kinderen en verdwijnen meestal ook gewoon weer binnen een jaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Tics en spanningsklachten
Een tic is een plotselinge onwillekeurige, snelle, herhaalde beweging of geluid.
Voorbeelden van tics:
- Knipperen met de ogen.
- Trekken met de mond.
- Schudden met het hoofd
- Kuchen
- Keel schrapen

Slide 30 - Diapositive

Tics en spanningsklachten
Veel kinderen hebben zelf niet in de gaten dat zij een tik hebben. In feite is dat ook het beste: het kind kan er toch weinig aan doen. Tegen het kind zeggen dat het ermee moet ophouden helpt niet, integendeel, het roept juist spanningen op en dat zal het probleem verergeren. Over het algemeen is het niet nodig in te grijpen. De tic verdwijnt gewoon weer na enige tijd.

Slide 31 - Diapositive

Tics en spanningsklachten
Heeft een kind veel last van verschillende tics en houden ze langer dan een jaar aan, dan moet ook gedacht worden aan een tic stoornis: Gilles de la Tourette. Veel mensen denken dat dit een onbedwingbare neiging is tot schelden. Maar dat hoeft niet perse.

Slide 32 - Diapositive

Van een depressie is sprake als je een week depressieve gevoelens hebt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

Depressie (Stemmingsstoornissen)
Dit is een psychische stoornis waarbij sprake is van ernstige en langdurige (meerder maanden) neerslachtigheid.
Bij depressie is sprake van een langdurige sombere, verdrietige stemming. Bij een depressie kan een kind of jongere voor niets meer belangstelling opbrengen. En niets zorgt voor plezier. Een depressie geeft ook lichamelijke klachten: de eetlust verminderd of neemt juist toe, slaap problemen, futloos en moe, hoofdpijn en buikpijn.

Slide 34 - Diapositive

Kahoot
Genoeg theorie voor vandaag, de rest behandelen we de volgende les: angststoornissen, eetstoornissen, verslavingen en hoogbegaafdheid. Even checken of lesdoelen zijn behaald door middel van Kahoot.

Slide 35 - Diapositive

Dat je niet bij iemand in de auto wilt stappen bij iemand die dronken is, is een reële angst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Reële angst (angststoornissen)
Dat je niet bij iemand in de auto wilt stappen bij iemand die dronken is, is een reële angst. De angst is een normale reactie op een reële dreiging. 

Slide 37 - Diapositive

Niet reële angst (angststoornissen)
Hiervan is sprake wanneer angstgevoelens optreden zonder dat er een reële dreiging is, of wanneer de angstgevoelens niet in verhouding staan tot de dreiging. Er is dan sprake van een angststoornis.  

Slide 38 - Diapositive

Faalangst (angststoornissen)
Dit is de angst om fouten te maken of iets niet goed te doen in situatie waarin je jezelf beoordeelt of door andere beoordeeld wordt. 

Slide 39 - Diapositive

Faalangst (angststoornissen)
Kinderen en jongeren met erge faalangst hebben vaak veel aan een faalangsttraining. Het helpt ook om regelmatig samen met het kind op zoek te gaan naar diens kwaliteiten. Niet de nadruk leggen op wat fout is, maar wat goed is gegaan.

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Vidéo

Het kind/jongere heeft enorme eetbuien die worden afgewisseld met een drang tot afvallen is een voorbeeld van...
A
Anorexia
B
Boulimia

Slide 42 - Quiz

Anorexia nervosa (eetstoornissen)
Iemand die anorexia heeft wordt beheerst door de extreme angst om dik te worden. Er is sprake van een volledig vervormd beeld van het eigen lichaam. De betrokkene denkt dik te zijn, terwijl hij in werkelijkheid veel te mager is. 

Slide 43 - Diapositive

Boulimia nervosa (eetstoornissen)
Boulimia is een ziekte waarbij de betrokkene niet in staat is de drang tot eten te controleren. Enorme eetbuiten wisselen zich af met drang tot afvallen (of in ieder geval niet aankomen). 

Slide 44 - Diapositive

Drankmisbruik is vaak een kwestie van groepsgedrag
A
Waar
B
Niet waar

Slide 45 - Quiz

Alcoholverslaving (Verslavingen)
Bij een alcoholverslaving is sprake van schadelijke gevolgen op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied. Een verslaafde drinker, ofwel alcoholist, is lichamelijk en geestelijk afhankelijk van alcohol.

Slide 46 - Diapositive

Kinderen met hoogbegaafdheid zijn gemotiveerde leerlingen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 47 - Quiz

Hoogbegaafdheid
Hoogbegaafde kinderen hebben sociaal en emotioneel vaak problemen. Dat komt onder andere omdat ze vooruitlopen op hun leeftijdsgenootjes.

Slide 48 - Diapositive

Hoogbegaafdheid
Een kind wil gewoon zijn. In plaats van zijn best te doen, steekt het kind geen energie meer in schoolwerk. Het kind gaat dan onderpresteren. Een andere reden voor het onderpresteren is het kwijtraken van de motivatie door gebrek aan uitdaging. 

Slide 49 - Diapositive

Opdracht 1 in tweetallen
Ga op zoek naar informatie over handelingsadviezen voor de stoornissen die we de afgelopen lessen hebben behandeld. En formuleer handelingsadviezen voor de stoornissen. Je krijgt hiervoor een half uur, daarna gaan we de handelingsadviezen klassikaal bespreken.

Slide 50 - Diapositive

Opdracht 2 in tweetallen
Maak een quiz of een ander spel? over de behandelde stoornissen. Deze kunnen we de volgende les gebruiken om te kijken in hoeverre jullie de stof van deze les beheersen.

Slide 51 - Diapositive

Zijn de lesdoelen behaald?
- Op het einde van de les kan ik de verschillende ontwikkelingsstoornissen categoriseren.
- Op het einde van de les kan ik kenmerken van ontwikkelingsstoornissen benoemen.
- Op het einde van de les kan ik uitleggen hoe te handelen bij ontwikkelingsstoornissen.

Slide 52 - Diapositive