De deeltjes die zich vrij bewegen door de draden wanneer er elektriciteit aanwezig is, heten...
A
... protonen
B
... neutronen
C
... positronen
D
... elektronen
1 / 29
suivant
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
De deeltjes die zich vrij bewegen door de draden wanneer er elektriciteit aanwezig is, heten...
A
... protonen
B
... neutronen
C
... positronen
D
... elektronen
Slide 1 - Quiz
Wat is de eenheid van de stroomsterkte?
A
Volt
B
Spanning
C
Ampère
D
Elektriciteit
Slide 2 - Quiz
Wat is de spanning van de elektriciteit in onze huizen?
A
20 kV
B
380 kV
C
10 kV
D
230 V
Slide 3 - Quiz
Is deze voltmeter correct aangesloten?
A
ja
B
nee
Slide 4 - Quiz
Wat weet je nog van serie en parallelschakelingen?
Bekijk de eigenschappen en sleep deze naar de juiste schakeling.[
De stroomsterkte is altijd gelijk
De stroomsterkte verdeelt zich
De totale weerstand= 1/R1 + R2 + R3 En dan omgedraaid
De spanningen over lamp 3 is gelijk aan de spanning over de batterij.
De totale weerstand = R1 + R2 + R3
Slide 5 - Question de remorquage
In een serieschakeling is...
A
de spanning overal gelijk
B
de spanning gelijk verdeeld
C
de stroomsterkte verdeeld
D
de stroomsterkte overal gelijk
Slide 6 - Quiz
Bij een parallelschakeling is de ....... constant
A
Stroomsterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Geen van bovenstaande
Slide 7 - Quiz
Bij een serie schakeling van 10 lampjes gaat er eentje stuk. Wat gebeurt er?
A
De oneven lampen gaan uit
B
De overige lampen blijven branden
C
De even lampen gaan uit
D
Alle lampen gaan uit
Slide 8 - Quiz
Wat is in de schakeling hiernaast de totale weerstand?
A
1Ω
B
3Ω
C
3,3Ω
D
9Ω
Slide 9 - Quiz
In de schakeling hiernaast gelden de volgende gegevens: R1 = 175 Ohm en R2 = 225 Ohm. Hoe groot is Rv?
A
400Ω
B
50Ω
C
200Ω
D
225Ω
Slide 10 - Quiz
Zie de schakeling hiernaast. De totale stroomsterkte is 5 A. Wat is de stroom in I1?
A
1,2 A
B
1,9 A
C
5 A
D
81 A
Slide 11 - Quiz
In de schakeling hiernaast gelden de volgende gegevens: R1 = 200 Ohm en R2 = 100 Ohm. U 1 = 6 Volt Hoe groot is I1?
A
0,03A
B
0,06 A
C
0,04 A
D
0,09 A
Slide 12 - Quiz
In de schakeling hiernaast gelden de volgende gegevens: R1 = 200 Ohm en R2 = 100 Ohm. U = 12 Volt Hoe groot is I?
A
0,12 A
B
0,06 A
C
0,04 A
D
2,48 A
Slide 13 - Quiz
In de schakeling hiernaast gelden de volgende gegevens: U1 = 7 Volt; R1 en R2 zijn aan elkaar gelijk.
Hoe groot is U?
A
7 V
B
14 V
C
0 V
D
14Ω
Slide 14 - Quiz
In de schakeling hiernaast gelden de volgende gegevens: R1 = 200 Ohm en R2 = 100 Ohm. U = 12 Volt Hoe groot is U1?
A
8 V
B
4 V
C
12 V
D
6 V
Slide 15 - Quiz
In de schakeling hiernaast gelden de volgende gegevens: U1 = 7 Volt; U = 15 Volt.
Hoe groot is U2?
A
7 V
B
15 V
C
22 V
D
8 V
Slide 16 - Quiz
Bereken de totale weerstand (vervangings- weerstand) van de schakeling hiernaast.
A
6,7 Ω
B
100 Ω
C
48,3 Ω
D
53,3 Ω
Slide 17 - Quiz
Bereken de totale weerstand (vervangings- weerstand) van de schakeling hiernaast.
A
6,7 Ω
B
100 Ω
C
48,3 Ω
D
53,3 Ω
Slide 18 - Quiz
Opdracht
Geef je antwoord in de volgende slide
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Question ouverte
Bereken
Rt
Slide 21 - Question ouverte
Opdracht, geef je antwoord in de volgende slide
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Question ouverte
Welk(e) lampje(s) gaat/gaan uit als ik lamp 2 los draai?
A
Lamp 1, 3 en 4
B
Lamp 1 en 3
C
Lamp 3
D
Lamp 1 en 4
Slide 24 - Quiz
Welk(e) lampje(s) gaat/gaan uit als ik lamp 1 los draai?
A
Lamp 2, 3 en 4
B
Lamp 4
C
Lamp 2 en 3
D
Geen van de lampjes
Slide 25 - Quiz
In de figuur hiernaast zijn alle lampjes van dezelfde soort. De schakelaar wordt gesloten. Geef van onderstaande bewering aan of deze juist of onjuist is.
L2 brandt het minst fel.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quiz
Kijk naar de schakeling hiernaast. Ga ervan uit dat alle lampjes gelijk zijn. Door lamp 1 loopt een stroom van 0,60 A. Hoe groot is de stroom door lamp 4?
A
0,60 A
B
0,40 A
C
1,80 A
D
Dat kun je met deze gegevens niet berekenen.
Slide 27 - Quiz
Kijk naar de schakeling hiernaast. Ga ervan uit dat alle lampjes gelijk zijn. Door lamp 1 loopt een stroom van 0,60 A. Hoe groot is de stroom door lamp 2?
A
0,60 A
B
0,30 A
C
1,20 A
D
Dat kun je met deze gegevens niet berekenen.
Slide 28 - Quiz
In de schakeling hiernaast heeft 2R een weerstand die twee keer zo groot is als die van R. De totale stroomsterkte is 5A Wat is de stroomsterkte in I2?