H18 Eiwitten geschikt voor 18.5

18.1 leerdoelen
Ik kan uitleggen hoe een cel van een of meer polypeptideketens een werkzaam eiwit maakt.


1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

18.1 leerdoelen
Ik kan uitleggen hoe een cel van een of meer polypeptideketens een werkzaam eiwit maakt.


Slide 1 - Diapositive

succescriteria
  • je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: nucleotiden, stikstofbase, deoxyribose, fosfaatgroep, 3' einde,  5' einde, basenparen, complementair, dubbele helix, histonen, histon H1, nucleosoom, chromatine(draad), mtDNA, genoom, genen, sequentie, (niet-)coderend DNA, rRNA, tRNA, repetitief DNA, STR's, loci, DNA-profiel, prokaryoot, eukaryoot.

  • je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen
  • je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken
  • je weet welke binas-tabellen bij het onderwerp horen en informatie uit deze tabellen halen en gebruiken (67F1, 70A, B, C, D, 71 A, B, C)

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

18.2 leerdoelen
Ik kan uitleggen hoe eiwitmoleculen bijdragen aan het functioneren van een organisme.


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

18.3 leerdoelen
Ik kan uitleggen hoe enzymen werken en op welke manier cellen de activiteit van enzymen regelen.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo

Elke cel maakt duizenden verschillende typen organische moleculen, o,a. enzymen (eiwitten met speciale functie). Die organische moleculen leven niet, maar de cel wel. Dat een cel leeft is een emergente eigenschap.

Leg in eigen woorden uit wat een emergente eigenschap is.

Slide 15 - Carte mentale

enzymen
Eiwitten met een speciale functie. Ondersteunen celfuncties (actief transport, samentrekken spiervezels, ontstaan impulsen, etc etc).

Chemische reacties (assimilatie, dissimilatie) verlopen bij 37 graden te langzaam of niet.

Enzymen helpen om de reacties toch te laten plaatsvinden. Ze verlagen de activeringsenergie (energie die nodig is voor de reactie).

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

vorm = functie
De 3D vorm van de tertiaire structuur zorgt voor een holte = actieve centrum waar het substraat kan binden.

substraat = stof(fen) waar enzym aan kan binden 
substraatspecifiek = enzym heeft 1 reactie die het katalyseert 

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

hoe werken enzymen?
  • enzym bindt aan substraat molecuul 
  • verlaagt de activerings-energie voor de reactie
  • induced-fit model
  • met of zonder co-factor (volgende dia)


Slide 22 - Diapositive

co-factor/ co-enzym
een niet-eiwitdeel dat nodig is voor binding enzym aan substraat

metaalionen zoals Mg2+ 
of organisch molecuul zoals vitamine (=co-enzym)

Slide 23 - Diapositive

remming enzymactiviteit
1. competitieve remming 

Moleculen die sterk lijken op het substraat binden aan het actieve centrum en blokkeren het enzym
(mate van remming afhankelijk van hoeveelheid)


Slide 24 - Diapositive

remming enzymactiviteit
2. allosterische remming (niet-competitieve remming)

specifieke receptorplaats naast het actieve centrum = allosterische zijde
koppelt een inhibitor-molecuul dan verandert de vorm van het actieve centrum = blokkade


Slide 25 - Diapositive

allosterische activatie
Een activator gebonden aan de allosterische zijde kan juist het enzym activeren (vormverandering waardoor substraat wel weer kan binden).

plaatje B

Slide 26 - Diapositive

  • eindproduct is inhibitor molecuul (aan allosterische zijde)
  • negatieve terugkoppeling

Slide 27 - Diapositive

Invloed substraat concentratie op enzymwerking
Wat is de invloed van een verhoging van de enzymconcentratie op de reactiesnelheid? 

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

18.4 leerdoelen
Ik kan uitleggen hoe een cel eiwitten opruimt en hoe de cel voorkomt dat ongewenste eiwitten ontstaan. 

Opgesplitst in:
Ik kan uitleggen hoe verkeerde eiwitten worden opgeruimd in de cel.
Ik kan uitleggen hoe cellen miRNA gebruiken om eiwitsynthese te beïnvloeden. 
Ik kan uitleggen hoe cellen siRNA gebruiken om zich te beschermen tegen virussen.
Ik kan uitleggen hoe bacterien CRISPR Cas gebruiken om zich te beschermen tegen virussen.
Ik kan uitleggen hoe wij  CRISPR Cas kunnen gebruiken en inzetten in de geneeskunde.

Slide 30 - Diapositive

eiwitten opruimen
chaperonne eiwitten herstellen verkeerd gevouwen eiwitten

herstellen mislukt? --> afbreken

- 10 miljoen per minuut
- mislukte eiwitten worden gemerkt met ubiquitine moleculen (oranje)
- in proteasoom  (blauw groen) eiwitcomplex
- proteasen (enzymen)
- werkt dit systeem niet goed bij Alzheimer?

Slide 31 - Diapositive

eiwitvorming remmen
RNA-interferentie (artikel op de studiewijzer)
cel vormt kleine stukje RNA die complementair zijn met mRNA van het eiwit dat geblokkeerd moet worden

miRNA (micro RNA)

vormt samen met RISC eiwit het miRISC, koppelt aan het mRNA waardoor dit wordt geblokkeerd. 
de cel zal uiteindelijk dit mRNA afbreken

Slide 32 - Diapositive

afweer tegen virussen
RNA-interferentie met siRNA

RNA-virussen injecteren hun RNA de gastheercel in, en zullen het daar omzetten naar dsRNA (dubbelstrengs RNA).

  • Gastheercel reageert met vorming dicer (knipt dsRNA in siRNA's - small interfering RNA)
  • binding met RISC eiwit - siRISC
  • helicase maakt er een enkele streng RNA van
  • siRISC koppelt aan aanwezig virus RNA om dit onschadelijk te maken (blokkeren en afbreken)



Slide 33 - Diapositive

deze lichaamseigen techniek inzetten in de geneeskunde?
siRNA's vormen in laboratorium die complementair zijn aan mRNA ziekteverwekkend eiwit
ze onderzoeken nu de beste methode om deze siRNA's in te brengen in cellen
RNA-interferentie met siRNA

RNA-virussen injecteren hun RNA de gastheercel in, en zullen het daar omzetten naar dsRNA (dubbelstrengs RNA).

  • Gastheercel reageert met vorming dicer (knipt dsRNA in siRNA's - small interfering RNA)
  • binding met RISC eiwit - siRISC
  • helicase maakt er een enkele streng RNA van
  • siRISC koppelt aan aanwezig virus RNA om dit onschadelijk te maken (blokkeren en afbreken)



Slide 34 - Diapositive

deze lichaamseigen techniek inzetten in de geneeskunde?
siRNA's vormen in laboratorium die complementair zijn aan mRNA ziekteverwekkend eiwit
ze onderzoeken nu de beste methode om deze siRNA's in te brengen in cellen
RNA-interferentie met siRNA

RNA-virussen injecteren hun RNA de gastheercel in, en zullen het daar omzetten naar dsRNA (dubbelstrengs RNA).

  • Gastheercel reageert met vorming dicer (knipt dsRNA in siRNA's - small interfering RNA)
  • binding met RISC eiwit - siRISC
  • helicase maakt er een enkele streng RNA van
  • siRISC koppelt aan aanwezig virus RNA om dit onschadelijk te maken (blokkeren en afbreken)



Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

Slide 37 - Vidéo

deze lichaamseigen techniek inzetten in de geneeskunde?
siRNA's vormen in laboratorium die complementair zijn aan mRNA ziekteverwekkend eiwit
ze onderzoeken nu de beste methode om deze siRNA's in te brengen in cellen
RNA-interferentie met siRNA

RNA-virussen injecteren hun RNA de gastheercel in, en zullen het daar omzetten naar dsRNA (dubbelstrengs RNA).

  • Gastheercel reageert met vorming dicer (knipt dsRNA in siRNA's - small interfering RNA)
  • binding met RISC eiwit - siRISC
  • helicase maakt er een enkele streng RNA van
  • siRISC koppelt aan aanwezig virus RNA om dit onschadelijk te maken (blokkeren en afbreken)



Slide 38 - Diapositive

deze lichaamseigen techniek inzetten in de geneeskunde?
siRNA's vormen in laboratorium die complementair zijn aan mRNA ziekteverwekkend eiwit
ze onderzoeken nu de beste methode om deze siRNA's in te brengen in cellen
RNA-interferentie met siRNA

RNA-virussen injecteren hun RNA de gastheercel in, en zullen het daar omzetten naar dsRNA (dubbelstrengs RNA).

  • Gastheercel reageert met vorming dicer (knipt dsRNA in siRNA's - small interfering RNA)
  • binding met RISC eiwit - siRISC
  • helicase maakt er een enkele streng RNA van
  • siRISC koppelt aan aanwezig virus RNA om dit onschadelijk te maken (blokkeren en afbreken)



Slide 39 - Diapositive

18.5 leerdoelen
Ik kan uitleggen hoe je een eiwitprofiel van een cel kunt maken.

Opgesplitst in:
Ik kan uitleggen hoe je kunt onderzoeken welke genen in een cel actief zijn (en dus welke eiwitten kunnen maken).
Ik kan uitleggen hoe je met 2D-gelelectroforese eiwitten kunt scheiden.
Ik kan uitleggen hoe je met een massaspectrometer eiwitten kunt scheiden.
Ik kan uitleggen wat het nut is van onderzoeken welke eiwitten in welke cellen worden gemaakt.

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Vidéo

Het proteoom = alle eiwitten die in een bepaalde cel op een bepaald moment aanwezig zijn.
Het genoom is in alle cellen gelijk, het proteoom niet.
Welke redenen kunnen er zijn waardoor het proteoom zo kan verschillen?

Slide 42 - Carte mentale

vaststellen welke genen actief zijn
Het proteoom v/e cel wordt o.a. bepaald door welke genen wel/niet actief zijn.
Dit onderzoek je met DNA-micro-array. 
Stap 1 - je isoleert mRNA uit de cel
Stap 2 - je voegt het enzym reverse transcriptase toe, deze vormt DNA tegen het mRNA aan 
Stap 3 - je voegt RNase toe, die het mRNA verwijdert.
Stap 4 - dit enkelstrengs DNA van matrijsstreng ga je fluoresceren. 

Slide 43 - Diapositive

deze lichaamseigen techniek inzetten in de geneeskunde?
siRNA's vormen in laboratorium die complementair zijn aan mRNA ziekteverwekkend eiwit
ze onderzoeken nu de beste methode om deze siRNA's in te brengen in cellen
RNA-interferentie met siRNA

RNA-virussen injecteren hun RNA de gastheercel in, en zullen het daar omzetten naar dsRNA (dubbelstrengs RNA).

  • Gastheercel reageert met vorming dicer (knipt dsRNA in siRNA's - small interfering RNA)
  • binding met RISC eiwit - siRISC
  • helicase maakt er een enkele streng RNA van
  • siRISC koppelt aan aanwezig virus RNA om dit onschadelijk te maken (blokkeren en afbreken)



Slide 44 - Diapositive

vaststellen welke genen actief zijn
DNA microarray is plaat met putjes.

Ieder putje een heleboel kopieën van 1 gen.
Ieder putje een ander gen (dus op dit plaatje 90 verschillende genen).

Kopie = enkelstrengs DNA van coderende streng.




Slide 45 - Diapositive

vaststellen welke genen actief zijn
Je hebt fluorescerend enkelstrengs DNA van matrijsstreng, afkomstig uit een cel waarvan je de genactiviteit wilt weten.
Dit voeg je toe aan alle putjes.

Is er een match met de coderende streng in een putje, dan krijg je dubbelstrengs DNA fragmenten.

Alle losse enkelstrengs fragmenten die niet gekoppeld zijn, spoel je weg.




Slide 46 - Diapositive

vaststellen welke genen actief zijn
Putjes die groen oplichten = actief gen uit gezond weefsel
Putjes die rood oplichten = actief gen uit Alzheimer weefsel
Putjes die geel oplichten = gen actief in zowel gezond als Alzheimer weefsel.
Putjes die niet oplichten = gen niet actief (geen match mogelijk tussen de coderende en matrijsstreng in  dat putje)

Slide 47 - Diapositive

vaststellen welke eiwitten aanwezig zijn
Eiwitten verschillen van elkaar in vorm, grootte, lading, hydrofobe krachten en aantrekkingskracht tot andere moleculen.

Er zijn een aantal methoden om dezelfde eiwitten te scheiden van andere soorten eiwitten. 



Slide 48 - Diapositive

op grond van iso-elektrisch punt
Eiwitten verschillen van elkaar in vorm, grootte, lading, hydrofobe krachten en aantrekkingskracht tot andere moleculen.

Er zijn een aantal methoden om dezelfde eiwitten te scheiden van andere soorten eiwitten. 



Slide 49 - Diapositive

4. Afbraak van RNA virussen – (si RNA)
(dubbelstrengs )RNA van virus  -->  geknipt door dicer (nucleaser)

Smal interfering RNA’s
  

RNA-induced silencing complex (eiwitcomplex)

mRNA van virus kan worden gebonden en afgebroken





Slide 50 - Diapositive

5. Blokkering van translatie
Mbv. miRNA 
(microRNA)

miRNA voorkomt 
vertaling naar eiwit

Slide 51 - Diapositive

6. met gRNA in bacteriën
Transcriptie van CRISP-locus leidt tot gRNA --> er ontstaan enzymen die virus-DNA (faag) vernietigen

Slide 52 - Diapositive

weektaak
Deze week: par 3 en 4

Volgende week par 5 + oefenen

Slide 53 - Diapositive