T1 - Oefentoets 2.5, 2.7 en 2.8

Welkom!
Ga rustig op je plek zitten.
Pak je aantekeningenschrift en een pen.
Leg je laptop dicht op tafel.
Ga lezen in je leesboek.
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Ga rustig op je plek zitten.
Pak je aantekeningenschrift en een pen.
Leg je laptop dicht op tafel.
Ga lezen in je leesboek.

Slide 1 - Diapositive

Deze les:
Lezen in leesboek
leerstof toetsweek
oefentoetsje lessonup

Slide 2 - Diapositive

Wat moet je weten?
Synoniemen
woordenlijst
schooltaalwoorden

zelfstandig naamwoorden
lidwoorden
werkwoorden

pv tt
komma

Slide 3 - Diapositive

Wat is een synoniem?
Geef ook een voorbeeld.

Slide 4 - Question ouverte

Schooltaalwoorden

Slide 5 - Carte mentale

Wat betekend het woord: Aangrijpend
A
dramatisch
B
iets of iemand goedvinden
C
met zorg en aandacht voor anderen
D
met elkaar praten

Slide 6 - Quiz

Wat betekent het woord: Accepteren
A
Vragen om iets te krijgen
B
meestal
C
met zorg en aandacht voor anderen
D
iets of iemand goed vinden

Slide 7 - Quiz

Wat betekent het woord: Het initiatief
A
erbij horen
B
wat je als eerste voorstelt of doet
C
geen zorgen meer hebben
D
verbinding

Slide 8 - Quiz

Maak een zin met het woord: opgelucht.

Zorg dat de betekenis van het woord duidelijk is.

Slide 9 - Question ouverte

Woordsoorten
Als je een zin ontleed in woordsoorten, benoem je elk woord apart.

De man liep over de straat. 

Slide 10 - Diapositive

Woordsoorten

Slide 11 - Carte mentale

Benoem de woordsoorten van de volgende zin:

Het meisje vond de toets moeilijk.

Slide 12 - Question ouverte

Benoem de woordsoorten in de zin:

Gisteren moest mijn broer de hond uitlaten.

Slide 13 - Question ouverte

Spelling
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Slide 14 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm in de zin?
A
Getalproef
B
tijdproef
C
vraagproef
D
zinproef

Slide 15 - Quiz

vul de persoonsvormen in:

Hij (branden) het stokje.
wij (geven) het cadeau.
ik (leiden) de man naar huis.
jij (vinden) het niet leuk.

Slide 16 - Question ouverte

Wat vind je nog lastig?
Woordsoorten ontleden
Spelling van de tegenwoordige tijd
synoniemen en schooltaalwoorden

Slide 17 - Sondage