Woche 41

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

H2a Duits, Woche 41

Beginopdracht

Versie A	Versie B
de maand	de lente
de herfst	het vuur
pasen	kerst
de kerstboom	kerstavond
het jaar	de zomer

Diese Woche:

- Kapitel 1, Gramm. E	- Zahlen
- LOGO	- Lesen Aufgabe 20	- Mach mit! Quiz

Freitag (50 Min.)

Check Hausaufgaben

Recap grammatica:

- Kapitel 2, Gramm. C

- Kapitel 2, 

Gramm. E.

Lesen: Aufgabe 30

Dienstag (50 Min.)

Wörter B

Lesen: Aufgabe 20

Recap grammatica:

- Kapitel 1, Gramm. C

Tijdens de les

- naar elkaar luisteren

- telefoon in de kluis of onderin je rugzak (niet te zien, niet te horen)

- spullen mee (= Trabi boek A/B, schrift, pen)

De komende periode

T01:

Kapitel 1: 

Alle woordjes op blz. 40-41, zowel NL-DU als DU-NL

Grammatica onderdeel C + E (blz. 43-44)

Kapitel 2: 

Woordenlijst A + B op blz. 76, zowel NL-DU als DU-NL

Grammatica onderdeel C + E (blz. 79-80). De rangtelwoorden hoeven niet.

+ leesvaardigheid

Kapitel 1, Grammatik C

- Je kunt kloppende vragen maken met behulp van Duitse vraagwoorden.

- ________ heißt du? > Ich heiße Hanna.

- ________ fahren wir nach Berlin? > Am 19. Oktober.

- ________ wollt ihr einen Hund haben? > Weil wir Hunde lieben!

--> Bedenk in het Nederlands

--> Vul de juiste vertaling in (= leer de 8 vraagwoorden uit je hoofd!)

Kapitel 1, Grammatik C

wie
wat
hoe
waar
waarheen
waarvandaan
wanneer
waarom

Kapitel 1, Grammatik C

An die Arbeit:

- Training Aufgabe 1, S. 174.

- Challenge Aufgabe 1, S. 175.

Zahlen

- Je kunt de getallen van 0 t/m 100 in het Duits opschrijven.

- Wie viel kostet das Buch? > Das Buch kostet €________________________ (29).

- Wie viele Tage hat eine Woche? Eine Woche hat ________________ (7) Tage.

- Die Berliner Mauer fiel im Jahr neunzehnhundert____________________ (1989).

--> Leer 0 t/m 21 uit je hoofd.

--> De hogere getallen kun je hetzelfde als in het Nederlands opbouwen.

--> Let goed op de blauwe letters (= uitzonderingen, bijv. bij 16 & 17).

Zahlen

An die Arbeit

- Challenge Kapitel 1, Aufgabe 2 + 3 (S. 175)

Kapitel 1, Grammatik E

- Je kunt haben en sein in de tegenwoordige tijd vervoegen.

- Ich ________ gestern viel Musik gehört.

- ________ du letzte Woche nach Deutschland gefahren?

- Was ________________ (hebben jullie) in Deutschland gemacht?

- ________________ (wij zijn) Schüler vom Zaanlands Lyceum.

--> Leer de vertalingen van de persoonlijke voornaamwoorden en de bijbehorende rijtjes van haben & sein uit je hoofd. Denk evt. aan de liedjes!

Kapitel 1, Grammatik E

ich	habe
du	hast
er/sie/es	hat
wir	haben
ihr	habt
sie/Sie	haben
	gehabt

ich	bin
du	bist
er/sie/es	ist
wir	sind
ihr	seid
sie/Sie	sind
	gewesen

Kapitel 1, Grammatik E

An die Arbeit:

- Challenge Kapitel 1, Aufgabe 2 + 3 (S. 175) (= Zahlen) 

- Training Kapitel 1, Aufgabe 2 + 3 (S. 174) (= haben/sein)

Kapitel 2, Grammatik C

- Je kunt bij zelfstandige naamwoorden het juiste lidwoord opschrijven.

___ Stier, ___ Tante, ___ Wissenschaft, ___ Dorf, ___ Menschen, ___ Oktober, 

___ Umgebung, ___ Winter, ___ Kind, ___ Onkel, ___ Land, ___ Heiterkeit, 

___ Mädchen, ___ Freiheit, ___ Montag, ___ Haus, ___ Westen, ___ Büchlein

--> Leer de geslachtsregels uit je hoofd.

--> Ook als je een woord niet kent, kun je deze regels toepassen.

Grammatik C

mannelijk (der)	vrouwelijk (die)	onzijdig (das)
mannelijke personen/dieren	vrouwelijke personen/dieren	het-woorden
dagen van de week/seizoenen/maanden/wind-richtigen	woorden die eindigen op: - e, -ung, -keit, -heit, -schaft,	verkleinwoorden -chen -lein

Kapitel 2, Grammatik C

An die Arbeit:

- Training Kapitel 2, Aufgabe 2 (S. 176)

- Challenge Kapitel 2, Aufgabe 2 (S. 177)

Kapitel 2, Grammatik E

- Je kunt elk willekeurig zwak werkwoord

in de tegenwoordige tijd vervoegen.

- Gebruik hiervoor de regel:

stam + uitgang 

(stam = hele werkwoord -(e)n)

ich	stam + e
du	stam + st
er/sie/es	stam + t
wir	stam + en
ihr	stam + t
sie/Sie	stam + en

Kapitel 2, Grammatik E

An die Arbeit:

- Training Kapitel 2, Aufgabe 1 (S. 176)

- Challenge Kapitel 2, Aufgabe 1 (S. 177)

Tag der Deutschen Einheit

https://www.youtube.com/watch?v=JKwgIEHXmUE

Hausaufgaben für Donnerstag

- Machen: Aufgabe 22 + 23 (S. 60-61)

- Lernen: Woordenlijst B, helemaal (S. 76)

Hausaufgaben für Freitag

- Machen: Aufgabe 22 + 23 (S. 60-61)

- Lernen: Wörterliste B, helemaal (S. 76)

Hausaufgaben für Dienstag

- Machen: Aufgabe 1 + 2 van blz. 176 en Aufgabe 1 + 2 van blz. 177

- Herhalen: Woordenlijst D/F + G (S. 40-41)