Spelling/ Spelling werkwoorden hoofdstuk 3

Spelling hs 3
Koppelteken en weglatingsstreepje

- Open je boek op blz. 94
- Open op je laptop of mobiel lessonup.app en voer de 
code  in
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Spelling hs 3
Koppelteken en weglatingsstreepje

- Open je boek op blz. 94
- Open op je laptop of mobiel lessonup.app en voer de 
code  in

Slide 1 - Diapositive

Doelen:

- Ik weet wanneer ik een weglatingsstreepje moet gebruiken


- Ik weet wanneer ik een koppelteken moet gebruiken





Slide 2 - Diapositive

Wat valt je op aan volgende zinnen?
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.

Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 


Slide 3 - Diapositive

Weglatingsstreepje
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.

Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 

De onderstreepte woorden zijn samengestelde woorden. 
Soms kun je een deel vervangen door een weglatingsstreepje. 


Slide 4 - Diapositive

Dan krijg je:

Dinsdag- en woensdagavond ga ik sporten

Fiets-, werk- en taalvakanties zijn best populair


Let op: gebruik geen weglatingsstreepje als je een heel woord weglaat: blauwe sokken en rode sokken: blauwe en rode sokken. 

Slide 5 - Diapositive

Noteer het weglatingsstreepje op de juiste plek:

wielerwedstrijden en hardloopwedstrijden

Slide 6 - Question ouverte

Nog eens:
landbouw en tuinbouw

Slide 7 - Question ouverte

Kijk eens naar de volgende woorden:

radioomroep

autoongeluk

70jarige

%teken

NoordNederland

haatliefdeverhouding

Slide 8 - Diapositive

Koppeltekens gebruiken we:
- in samenkoppelingen, die anders onoverzichtelijk worden
Jip-en-Janneketaal, half-om-halfgehakt

- om leesfouten te vermijden bij klinkers
zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen (maar wel: politieagent)

- bij letters, cijfers en andere tekens, afkortingen en St. of Sint:
$-teken, vmbo-leerling, 70-jarige, tbs-kliniek

- in aardrijkskundige namen met een extra toevoeging
Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland

Slide 9 - Diapositive

Koppeltekens gebruiken we:
- bij een functie, rang of titel
assistent-bedrijfsleider, minister-president

- in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling, niet-, non, oud-non-actief, oud-werknemer

- als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft:
anti-Amerikaans, pro-Amerikaans

- in samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden (het ene woord is niet belangrijker dan het andere): hotel-restaurant, zwart-wit, cultureel-maatschappelijk, hink-stap-sprong

Slide 10 - Diapositive

Even testen

Slide 11 - Diapositive

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 12 - Quiz

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
BMIwaarden
B
BMI-waarden

Slide 13 - Quiz

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
14 jarigen
B
14-jarigen

Slide 14 - Quiz

Wat is juist?
A
ex-roker
B
ex roker
C
exroker
D
ëxroker

Slide 15 - Quiz

Wat is juist?
A
mee-ëten
B
mee-eten
C
meeëten
D
meëeten

Slide 16 - Quiz

Noteer het weglatingsteken:

Op die manier kun je exact bepalen welke deelnemer met een wiellengte of neuslengte voorsprong heeft gewonnen.

Slide 17 - Question ouverte

Noteer het weglatingsteken:

Moderne digitale opnametechnologie en afdruktechnologie maakt dat overbodig.

Slide 18 - Question ouverte

Doel: ik weet wanneer ik een weglatingsstreepje moet gebruiken
A
Dit kan ik
B
Dit kan ik (nog) niet

Slide 19 - Quiz

Doel: ik weet wanneer ik het koppelteken moet gebruiken
A
Dit kan ik
B
Dit kan ik (nog) niet

Slide 20 - Quiz

MAKEN
Oefenen blz. 95 opdr. 1,2,3

Slide 21 - Diapositive

Lastige werkwoordsvormen
Open je boek op blz. 96

Lesdoel:
- Ik kan de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd 
op -d en -dt correct spellen.

Slide 22 - Diapositive

Lastige werkwoordsvormen: -d of -dt

Bij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (pvtt) hoor je vaak niet of je het werkwoord met een -d of met -dt schrijft. Het klinkt immers hetzelfde. De regel is als volgt:


Bij ik of jij achter het ww schrijf je alleen de ik-vorm

Bij jij voor het ww en hij, zij, u en het schrijf je ik-vorm + t:

Ik raad - hij raadt

vind jij - zij vindt


Tip: Vul het werkwoord 'lopen' in op de plaats van het oorspronkelijke ww en je hoort of je een -t moet schrijven.

Slide 23 - Diapositive

Vergelijk met 'lopen' 
De ik-vorm van lopen is loop.
De ik-vorm van antwoorden is antwoord.
De ik-vorm van sparen is spaar.

ik loop - ik antwoord - ik spaar
loop jij? - antwoord jij? - spaar jij?
jij loopt - jij antwoordt - jij spaart
hij loopt - hij antwoordt - hij spaart
loopt hij? - antwoordt hij? - spaart hij?

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

TIP
Houd de theorie bij de hand tijdens het maken van je opdrachten. Je hoeft bij het maken van de opdrachten de theorie nog niet uit je hoofd te kennen. Ga het eerst maar eens toepassen. 
Daarna kun je de theorie gaan leren.

Slide 26 - Diapositive

Kies de juiste vorm: Je … toch zeker je spiekende klasgenoot niet?
A
verraad
B
verraadt

Slide 27 - Quiz

Kies de juiste vorm: De vader van het grote gezin … de caravan al dagen van tevoren in.
A
laad
B
laadt

Slide 28 - Quiz

Kies de juiste vorm: Ik … mij momenteel in een lastige situatie.
A
bevind
B
bevindt

Slide 29 - Quiz

Kies de juiste vorm: In de tuin van de buren … de kat de vogels.
A
bespied
B
bespiedt

Slide 30 - Quiz

Kies de juiste vorm: … je dit compromis wel een goede oplossing?
A
vind
B
vindt

Slide 31 - Quiz

Kies de juiste vorm: Normaal gesproken … de verzekering deze inbraakschade.
A
vergoed
B
vergoedt

Slide 32 - Quiz

Noteer de juiste vorm:
1.… (houden) de paraplu stevig vast.
2.De economie … (herstellen) goed.


Slide 33 - Question ouverte

3. Na een lange wandeling … (belanden) de toerist in een dorp.
4. ...(worden) je vriendin gevraagd?

Slide 34 - Question ouverte

5. Het meisje …(bloeden) nog hevig.
6. Hopelijk …(gebeuren) er niets ergs.

Slide 35 - Question ouverte

Huiswerk - zie Magister
Maken
-opdracht 1 t/m 6 op blz. 96-97. 

Slide 36 - Diapositive