1VC week 19 les 1+2 Meer dan lezen § 3

1Vc - Week 19 les 1
Eerste uur 
  • Lezen 10 min
  • Terugblik Meer dan lezen §1 en §2
  • Uitleg Meer dan lezen §3 
  • Oefenen § 3
Tweede uur
  • Lezen 10 min
  • vakantiequiz afmaken

timer
10:00
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

1Vc - Week 19 les 1
Eerste uur 
  • Lezen 10 min
  • Terugblik Meer dan lezen §1 en §2
  • Uitleg Meer dan lezen §3 
  • Oefenen § 3
Tweede uur
  • Lezen 10 min
  • vakantiequiz afmaken

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Korte herhaling Meer dan lezen §1 en §2
 Lees - en luisterstrategieën

Woordstrategieën

Onderwerp en hoofdgedachte

Slide 2 - Diapositive

Wat is het onderwerp van een tekst
A
Geeft aan wat de mening van de schrijver van de tekst is.
B
Geeft zo kort mogelijk aan waar de tekst over gaat.
C
Legt in een zin uit waar de tekst over gaat.

Slide 3 - Quiz

Als ik wil weten hoe laat de bibliotheek open is, dan gebruik ik de leesstrategie...
A
oriënterend lezen
B
globaal lezen
C
precies lezen
D
zoekend lezen

Slide 4 - Quiz

Als ik het onderwerp wil weten van een tekst, dan gebruik ik de leesstrategie...
A
oriënterend lezen
B
globaal lezen
C
precies lezen
D
zoekend lezen

Slide 5 - Quiz

Als ik de tekst helemaal goed wil begrijpen, dan gebruik ik de leesstrategie...
A
oriënterend lezen
B
globaal lezen
C
precies lezen
D
zoekend lezen

Slide 6 - Quiz

Wat betekent
'de hoofdgedachte' van een tekst?
A
De belangrijkste zin van een alinea.
B
Het onderwerp van de tekst.
C
Een gedachte in je hoofd.
D
Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt geformuleerd in één zin.

Slide 7 - Quiz

Leesstrategieën
Afhankelijk van je leesdoel, kies je een strategie:

Oriënterend lezen -> onderwerp vinden
Globaal lezen -> deelonderwerpen vinden
Precies lezen  -> hoofdgedachte vinden
Zoekend lezen -> bruikbare informatie vinden

Slide 8 - Diapositive

Woordraadstrategieën
Als je in een tekst een onbekend woord tegenkomt, kijk je naar de context. Bij het zoeken kun je een strategie inzetten:



1. Zoek een synoniem
2. Zoek een omschrijving
3. Zoek een definitie
4. Zoek een voorbeeld
5. Zoek een tegenstelling
6. Zoek een bekend woorddeel
7. Bekijk de illustratie

Slide 9 - Diapositive

Onderwerp (en deelonderwerpen)
Elke tekst gaat ergens over. Het heeft een bepaald onderwerp.

Als er veel over een onderwerp te vertellen is, kan het onderverdeeld zijn in deelonderwerpen.

Het onderwerp schrijf je zo kort mogelijk.


Slide 10 - Diapositive

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte van een tekst is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp wil vertellen.


De hoofdgedachte schrijf je op in één zin.


Dus: de hoofdgedachte = in één zin waar de hele tekst over gaat

Slide 11 - Diapositive

Leerdoel
Je kunt het doel van een tekst bepalen: amuseren, informeren, instrueren, overtuigen of activeren.

Slide 12 - Diapositive

Tekstdoelen en tekstsoorten
Elke tekst wordt geschreven met een doel: de schrijver wil iets bereiken. 

Er zijn vijf tekstdoelen: amuseren, informeren, instrueren, overtuigen en activeren. 

Je kunt het tekstdoel bepalen als je weet wat het belangrijkste is wat de schrijver met de tekst wil bereiken.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Vaak heeft een tekstsoort een vast tekstdoel. Zo is een grapje bedoeld om je aan het lachen te maken (amuseren) en een reclamefolder om je iets te laten kopen (activeren).

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive


Wat is het tekstdoel van een boek?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 17 - Quiz


Wat is het tekstdoel van een nieuwsbericht ?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 18 - Quiz


Welke tekstvorm
hoort bij het tekstdoel overtuigen?
A
Geboortekaartje
B
Kort verhaal
C
Uitnodiging
D
Ingezonden brief

Slide 19 - Quiz

Bij welke tekstvorm past
het tekstdoel activeren?
A
stripverhaal
B
leesboek
C
reclamefolder
D
nieuwsbericht

Slide 20 - Quiz

Wat: Maak de opdrachten 1 en 2 van Meer dan lezen §3 op blz. 25-26.
Hoe:  Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie uit je boek.
Uitkomst: Geoefend met tekstdoelen en tekstsoorten
Tijd: 15 min.

Klaar?
Leesboek of ander huiswerk
timer
15:00

Slide 21 - Diapositive