Lezen 1.2 Doel en publiek

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Hoe voel je je vandaag?

😒🙁😐🙂😃

Planning voor deze les

• Korte terugblik op Lezen 1.1 -  Onderwerp en Hoofdgedachte
  
  
• Lezen 1.2 - Doel en publiek

Onderwerp en hoofdgedachte

• Met het onderwerp geef je in één of enkele woorden aan waar een tekst over gaat.
  Bijvoorbeeld  "mondkapjes"
  
  
• De hoofdgedachte legt in één zin uit wat de schrijver van een tekst over het onderwerp zegt.
  Bijvoorbeeld "Mondkapjes moeten weer verplicht worden op school." of "Mondkapjes zijn slecht voor het milieu".

00:12

Wat is het onderwerp van deze video?

01:47

Wat is de hoofdgedachte van deze video?

Lezen 1.2 - Doel en publiek

Lesdoelen:

1. Je kunt de verschillende tekstdoelen opnoemen
   
   
2. Je kunt uitleggen welk(e) tekstdoel(n) een bepaalde tekst heeft.
   

Publiek

• Voor wie is de tekst bedoeld? 
  Wie leest de tekst?
  Jongeren, ouderen, autoliefhebbers, mbo-studenten...
  
  
• De schrijver past zijn taalgebruik en de stijl van de tekst aan het publiek aan.
  
  U of jij, informeel of formeel taalgebruik, vaktaal?

Wie is de doelgroep van deze tekst?
Waar zie je dat aan?

Wie is de doelgroep van deze tekst?
Waar zie je dat aan?

Doel van een tekst

• Wat wil de schrijver met de tekst bereiken? 
  
  
• Sommige teksten hebben meerdere doelen, maar bijna altijd is één van die doelen het hoofddoel.

Welke tekstdoelen zijn er?

En ook nog: amuseren, bijvoorbeeld door een stripverhaal, column een roman of een gedicht.

Wat is het doel van deze tekst?

1. Informeren
2. Instrueren
3. Overtuigen
4. Activeren

Wat is het doel van deze tekst?

1. Informeren
2. Instrueren
3. Overtuigen
4. Activeren

Wat is het doel van deze tekst?

1. Amuseren
2. Instrueren
3. Overtuigen
4. Activeren

Wat is het doel van deze tekst?

1. Informeren
2. Instrueren
3. Overtuigen
4. Activeren

Zelf aan de slag!

Lez 1.2 - Doel en publiek

• Maak opdracht 1 , 2 en 3
  
  

Eventueel nog inhalen Lez 1.1 - Onderwerp en hoofdgedachte

• Maak opdracht 1, 2 en 3

Donderdag studiedag = geen les