2mh - voorbereiding toets chapitre 2

Préparation PW 2
  • Ik ken voca + zinnen van bron ABEF
  • Ik kan het bijvoeglijk naamwoord gebruiken
  • Ik kan de werkwoorden op -er gebruiken in de tegenwoordige tijd (présent)
  • Ik kan vertellen over Franse nationale symbolen en eetgewoontes
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Préparation PW 2
  • Ik ken voca + zinnen van bron ABEF
  • Ik kan het bijvoeglijk naamwoord gebruiken
  • Ik kan de werkwoorden op -er gebruiken in de tegenwoordige tijd (présent)
  • Ik kan vertellen over Franse nationale symbolen en eetgewoontes

Slide 1 - Diapositive

VOCA ABEF
Pak je woordenlijst voor je (p. 88-89) !

Slide 2 - Diapositive

Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 3 - Carte mentale

dieren

Slide 4 - Carte mentale

in je huis

Slide 5 - Carte mentale

werkwoorden

Slide 6 - Carte mentale

Bijvoeglijk naamwoord
Hoe moet het ook alweer?

Slide 7 - Diapositive

mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
meervoud
Welke letters komen achter het bijvoeglijk naamwoord?
-e
-es
-s
- (geen letters)

Slide 8 - Question de remorquage

oefenen
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands

Slide 9 - Question de remorquage

Bijv nw die VOOR het zelfst nw komen

Slide 10 - Carte mentale

Vul de juiste vorm van het woord in:
La ...... (bon) glace.

Slide 11 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het woord in:
Les filles ..... (malade).

Slide 12 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het woord in:
Le garçon ..... (célèbre).

Slide 13 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het woord op de juiste plek in. Schrijf alle woorden op.
Les ...... lapins ..... (grand)

Slide 14 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het woord op de juiste plek in. Schrijf alle woorden op.
La ...... femme ..... (actif)

Slide 15 - Question ouverte

Schrijf een kort bericht in het Frans, waarin:
- Je vraagt hoe iemands broertje heet en wat ze graag samen doen.
- Je vertelt dat je twee zussen hebt.
- Je vertelt jullie een konijn hebben, dat oud is.
- Je vertelt dat je op het platteland woont.

Slide 16 - Question ouverte

Regelmatige ww. op -er
Stap 1: haal -er van het werkwoord (stam)
Stap 2: voeg de goede uitgang toe: je = e
                                                                          tu = es
                                                            il, elle, on = e
                                                                     nous = ons
                                                                     vous = ez
                                                              ils, elles = ent

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Aimer
Houden van
Je / J'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
Regelmatige werkwoorden op -er
aime
aiment
aimons
aime
aimes
aimez

Slide 19 - Question de remorquage

Vul de juiste vorm van het gevraagde werkwoord in:
Vous ....... (trouver)

Slide 20 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het gevraagde werkwoord in:
Les profs ....... (adorer)

Slide 21 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het gevraagde werkwoord in:
Je ....... (manger)

Slide 22 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het gevraagde werkwoord in:
La fille ....... (aimer)

Slide 23 - Question ouverte

Hoe heet het Franse volkslied?

Slide 24 - Question ouverte

Franse nationale
symbolen

Slide 25 - Carte mentale

Franse etenswaren/
gerechten

Slide 26 - Carte mentale

Wat is er bijzonder aan de Franse lunch als je het vergelijkt met NL?

Slide 27 - Question ouverte

Wat is het 'gouter' in de Franse eetgewoonte?

Slide 28 - Question ouverte

Hoe laat eten Fransen ongeveer warm 's avonds?

Slide 29 - Question ouverte

Is dit gelukt?
  • Ik ken voca + zinnen van bron ABEF
  • Ik kan het bijvoeglijk naamwoord gebruiken
  • Ik kan de werkwoorden op -er gebruiken in de tegenwoordige tijd (présent)
  • Ik kan vertellen over Franse nationale symbolen en eetgewoontes

Slide 30 - Diapositive

Ben je op deze punten verder?
  • Ik ken voca + zinnen van bron ABEF
  • Ik kan het bijvoeglijk naamwoord gebruiken
  • Ik kan de werkwoorden op -er gebruiken

Slide 31 - Diapositive

Was dit een goede voorbereiding op het proefwerk?
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quiz

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 33 - Question ouverte

Hoe vond je deze les?

Slide 34 - Question ouverte

Bonne chance met leren !

Slide 35 - Diapositive