GR 7.2 - Actief en passief

Werkwoordsvormen
Lijdend en bedrijvend en de verschillende wijzen 
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 35 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordsvormen
Lijdend en bedrijvend en de verschillende wijzen 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- in welke 'wijzen' werkwoorden voor kunnen komen; 
- wat het verschil is tussen de actieve en de passieve vorm; 
- hoe je een zin van de actieve in de passieve vorm kan zetten en andersom. 

Slide 2 - Diapositive

Even een stapje terug
Vorige les hebben we gezien dat een zin in acht verschillende tijden kan staan. Deze tijden worden aangegeven met 3 of 4 letters. 
Opdracht: Noteer de acht verschillende tijden met een voorbeeld

Ook weten we wat we verstaan onder het infinitief, het voltooid deelwoord en het onvoltooid deelwoord. 
Opdracht: schrijf de infinitief op van dansen, het voltooid deelwoord en het onvoltooid deelwoord.

Slide 3 - Diapositive

Nakijken
We kijken samen naar opdracht 1, 2, 3, 5 op blz. 33.

Slide 4 - Diapositive

Aanpak bij opdracht 1
We stellen ons achtereenvolgens de volgende vragen: 
- Staat er een voltooid deelwoord in de zin? 
(ja = V, nee = O)
- In welke tijd staat de persoonsvorm?
(tegenwoordige = t, verleden = v)
- Staat er een vorm van het werkwoord 'zullen' in de zin?
(ja = toekomende tijd, nee = tijd)

Slide 5 - Diapositive

Antwoorden opdracht 1 
a voltooid tegenwoordige tijd
b onvoltooid tegenwoordige tijd
c onvoltooid verleden toekomende tijd
d voltooid verleden tijd
e onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
f voltooid verleden tijd
g onvoltooid verleden tijd
h onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd

Slide 6 - Diapositive

Antwoorden opdracht 3
a loopt: werkwoord, je kunt het veranderen in ‘liep’; lopende: geen werkwoord, het zegt iets over ‘band’ (bijvoeglijk naamwoord)
b lopend: werkwoord, onvoltooid deelwoord
c lopend: geen werkwoord, het zegt iets over ‘vuurtje’ (bijvoeglijk naamwoord)
d gelopen: geen werkwoord, het zegt iets over ‘race’ (bijvoeglijk naamwoord)
e gelopen: werkwoord, je kunt ‘heeft ... gelopen’ veranderen in ‘liep’
f lopen: geen werkwoord, het wordt gebruikt als zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Diapositive

De verschillende wijzen
Een ander onderscheid dat gemaakt kan worden tussen werkwoorden, is welk doel ze hebben of in welke 'wijs' ze staan. 
- De aantonende wijs geeft een feit of handelen aan; 
- De gebiedende wijs drukt een bevel uit en schrijven we als de ik-vorm in de tegenwoordige tijd; 
- De aanvoegende wijs geeft een wens aan en schrijven we als het hele werkwoord -n. 

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 7: aantonend, gebiedend of aanvoegend?
a Registreer je nu via onze website en maak kans op schitterende prijzen.
b Hoe het ook moge zijn, ze heeft er in ieder geval hard voor gewerkt. 
c Voeg de boter toe en laat de saus vijf minuten zachtjes doorkoken. 
d In Amerika koopt men inmiddels meer amandelmelk dan sojamelk. 
e We moeten winnen, koste wat het kost. 
f Weggebruikers moeten maandag rekening houden met een zware ochtendspits. 

Slide 9 - Diapositive

Actief of passief?
Als het onderwerp in de zin de handeling uitvoert, staat de zin in de bedrijvende of de actieve vorm. 
De glazenwasser wast de ruiten.

De ruiten worden door de glazenwasser gewassen. 
Als het onderwerp in de zin de handeling ondergaat, staat de zin in de lijdende of de passieve vorm. 

Slide 10 - Diapositive

Hoe zetten we de zin om?






Let goed op dat de persoonsvorm in dezelfde tijd blijft staan!
Lijdende vorm
Bedrijvende vorm
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling met door
(hoeft er niet per se te zijn) 
Onderwerp
Zijn of worden als hulpwerkwoord
Altijd een voltooid deelwoord

Slide 11 - Diapositive

Zet de volgende zinnen om
Onderstaande zinnen staan in de lijdende of de bedrijvende vorm. Bepaal eerst in welke vorm ze staan en zet ze vervolgens in de andere vorm. 

In verband met de sneeuw is er voor morgen code rood afgegeven door het KNMI. 

In 1988 won het Nederlands Elftal voor het eerst en het laatst het EK voetbal. 

Slide 12 - Diapositive

Aan de slag

Werk nu aan opdracht 6, 8 en 9 op pagina 33. 

Slide 13 - Diapositive