Thema: Inleiding in de biologie les 2 - '22

Thema 1
Inleiding in de biologie
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Thema 1
Inleiding in de biologie

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Terugblik les 1
  1. Je kunt beschrijven wat biologie is en uitleggen op welke gebieden biologie een rol speelt.
  2. Je kunt de levencyclus van dieren beschrijven
  3. Je kunt de organisatieniveaus van de biologie benoemen en uitleggen dat op elk hoger organisatieniveau emergente eigenschappen ontstaan. 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Enkele processen bij een organisme zijn ademhalen, groeien en ontwikkelen.
Welke van deze processen zijn levenskenmerken?
A
Alleen ademhalen en groeien
B
Alleen groeien en ontwikkelen.
C
Zowel ademhalen, groeien als ontwikkelen.

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Levenscyclus - levensloop

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Heeft de soort Homo sapiens (mens) een levensloop of levenscyclus?
A
Levensloop
B
Levenscyclus

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is dit?
A
levensloop
B
levenscyclus

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is levenloos?
A
Drijvende vis, steen, wolken
B
blikje cola, tractor, lucht
C
Schedel, drijvende vis, overreden egel
D
blikje cola, libelle, water

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet de onderstaande organisatieniveaus in de juiste volgorde van klein naar groot
biosfeer
ecosysteem
levens-
gemeenschap
populatie
organisme
orgaan
weefsel
molecuul
cel

Slide 8 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Een dijbeen bestaat uit been, kraakbeen, bloedvaten en zenuwen.
Tot hoeveel weefsels en hoeveel organenstelsels behoort een dijbeen?

A
1 weefsel en 1 organenstelsel
B
1 weefsel en 4 organenstelsels
C
4 weefsels en 1 organenstelsel
D
4 weefsels en 4 organenstelsels

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is de brug van mieren een voorbeeld van een emergente eigenschap?
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik niet

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een goed voorbeeld van een emergente eigenschap van populaties?
A
sociale interactie
B
lopen
C
voedsel zoeken
D
vliegen

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Oorkwallen leggen kernreactor stil
Lezen blz. 11
Maken opdracht 7 t/m 8

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Na welk lager organisatieniveau kan het begrip 'soort' worden geplaats?
A
Naar het organisatieniveau populatie. Er zijn meerdere populaties van een soort.
B
Naar het organisatieniveau individu. Er zijn meerdere individuen van een soort.

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

H3 Organen, weefsels en cellen
Je kunt orgaanstelsels, organen, weefsels en cellen bij een mens en een plant herkennen en hun kenmerken en functies beschrijven.

Je kunt beschrijven dat groepen cellen in een weefsel, orgaan of orgaanstelsel een gezamenlijke functie uitoefenen.
Je kunt bij (delen van) organismen het verband aangeven tussen vorm en functie.


Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Orgaanstelsels, organen, weefsels
  • Een orgaanstelsel is...
  • Een groep organen die samen aan een bepaalde taak werken 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke orgaanstelsels ken je?

Slide 16 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

voorbeelden Orgaanstelsels
  • Verteringsstelsel
  • Ademhalingsstelsel
  • Bloedvatenstelsel
  • Beenderstelsel

Slide 17 - Diapositive

https://www.cyberpoli.nl/systemen/organen

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem de organen bij de cijfers
  1. Luchtpijp
  2. Longen
  3. Hart
  4. Lever
  5.  Maag
  6. Dikke darm
  7. Dunnen darm 
  8. Slokdarm
  9. Milt
  10. Nieren
  11. Blaas

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Orgaanstelsels, organen, weefsels
  • Een orgaanstelsel is...
  • Een groep organen die samen aan een bepaalde taak werken 
  • Een weefsel is...
  • Een groep cellen bij elkaar met dezelfde vorm en functie

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke typen
weefsels ken je?

Slide 22 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschillende weefsels  
Epitheel/dekweefsel
Spierweefsel
Zenuw weefsel

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tussencelstof
Sommige weefsels hebben tussencelstof.
  • Het soort tussencelstof  is afhankelijk van de functie van het weefsel
  • Kraakbeen heeft veel collageenvezels en is dus erg flexibel
  • Been heeft veel kalkzouten en is dus erg stevig

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk organenstelsel is dit?
A
bloedvatenstelsel
B
verteringsstelsel
C
uitscheidingsstelsel

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is het spierstelsel een organenstelsel?
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Orgaan
Organisme
Orgaanstelsel
Weefsel

Slide 28 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Het stukje weefsel in de afbeelding is
Kraakbeenweefsel
Botweefsel

Slide 29 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Vorm en functie
  • Vaak is er zichtbaar verband tussen vorm van cellen en weefsels en hun functie binnen het lichaam
  • Bijvoorbeeld: de rug bestaat uit vele schijven waardoor hij kan buigen 
  • Maar ook het hele lichaam is vaak gevormd met een functie
  • voorbeeld: Dieren in het water, onder de grond of in de lucht zijn gestroomlijnd.  

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom zitten de krokodil zijn poten aan de zijkant van zijn lichaam ?

Slide 31 - Diapositive

hierdoor kan een krokodil heel snel draaien. echter is het in het geval van de krokodil zo dat hij ook zijn poten onder zijn lichaam kan zetten waardoor hij ook heel snel kan rennen.
Een groep cellen met dezelfde vorm of functie
A
Weefsel
B
Orgaan
C
Orgaanstelsel
D
Organisme

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zegt de vorm over de functie?

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doen / maken 
Lezen blz. 13 t/m 20
Maken opdrachten 10 t/m 17


Inspiratie uit de natuur.



Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vorm en functie
Oplossingen voor problemen? Vorm en functie bekijken van biologische eenheden. 



Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is biomimicry?
A
wetenschap die aan mimiek doet
B
wetenschap die de natuur imiteert
C
wetenschap die producten uit de natuur haalt
D
wetenschap die voorbeelden uit de natuur bestudeert en gebruikt voor producten of om problemen op te lossen

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Doen / maken
Context: Lezen ‘Inspiratie uit de natuur’ maken opdr. 18

Kan je nog meer voorbeelden benoemen die vanuit de natuur gebruikt zijn in bijv. de bouw of in de techniek?

Zoek minstens één voorbeeld op, maak gebruik van het internet. 

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions