Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Programma
Wat gaan we deze les doen?
Uitleg theorie
Vragen beantwoorden
Evaluatie
Zelfstandig aan het werk
Slide 1 - Diapositive
Werkwoorden
Op de basisschool hebben jullie allemaal geleerd wat een werkwoord is. Toch?
Slide 2 - Diapositive
Leg eens in je eigen woorden uit wat een 'werkwoord' is.
Slide 3 - Question ouverte
Waarom gebruiken we eigenlijk werkwoorden?
Slide 4 - Question ouverte
Werkwoorden (ww)
De woorden van een zin kun je indelen in woordsoorten. Een van de woordsoorten is het werkwoord (ww). Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. In een zin staat ten minste één werkwoord.
Slide 5 - Diapositive
Werkwoorden (ww)
Er zijn ook zinnen met meer werkwoorden:
- winnen: De hoogspringer wint de gouden plak.
- drinken: Ik dronk vanmorgen voor het eerst een kop koffie.
- maken: Mischa heeft een vogelhuisje gemaakt.
- lachen: Ik moest lachen om de grappen van mijn vriend.
Slide 6 - Diapositive
Werkwoorden (ww)
Er zijn ook werkwoorden met een onduidelijke betekenis, zoals hebben, zullen, kunnen, worden of zijn.
Slide 7 - Diapositive
Werkwoorden (ww)
Zo herken je een werkwoord Een werkwoord kun je vervoegen.
Je geeft het dan verschillende werkwoordsvormen:
- winnen: win, wint, winnen, gewonnen.
- maken: maak, maakt, maken, gemaakt
Slide 8 - Diapositive
Leg eens uit wat je aan het doen bent als je een werkwoord gaat 'vervoegen'.
Slide 9 - Question ouverte
Dus...
Wat zijn werkwoorden?
Slide 10 - Diapositive
Geef één voorbeeld van een werkwoord.
Slide 11 - Question ouverte
Welk woord is een werkwoord?
A
borden
B
braden
C
brommer
D
bestek
Slide 12 - Quiz
Welk woord is een werkwoord?
A
groente
B
keuken
C
kok
D
koken
Slide 13 - Quiz
Welk woord is een werkwoord?
A
messen
B
oven
C
mixen
D
pan
Slide 14 - Quiz
Welk woord is een werkwoord?
A
roeren
B
saus
C
spaghetti
D
tomaten
Slide 15 - Quiz
Welk woord is een werkwoord?
A
vlees
B
vis
C
keukenmes
D
snijden
Slide 16 - Quiz
Welk woord is een werkwoord?
A
soep
B
maaltijd
C
verwarmen
D
voeding
Slide 17 - Quiz
Evaluatie
-Wat heb je deze les geleerd?
-Denk je dat je nu zelfstandig aan het werk kan gaan met de opdrachten?