Grammatica redekundig ontleden 3 h/v

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Grammatica
redekundig ontleden 
taalkundig ontleden

Slide 2 - Diapositive

Onderwerpen
  • Huiswerk: zinnen bij oefening 2, p. 33
  • Quizzen om kennis op te frissen 
  • Redekundig ontleden: lv, mv, vv, bwb, bijvoeglijke bepaling 
  • Woordsoorten  

Slide 3 - Diapositive

Huiswerkoefening 2, p. 33
Zin met een vv

Slide 4 - Question ouverte

Huiswerkoefening 2, p. 33
Zin met drie bwb's

Slide 5 - Question ouverte

Huiswerkoefening 2, p. 34
Zin met een ng waarin de pv geen kww is

Slide 6 - Question ouverte

Voorbeelden bij oefening 2
  1. Zij gelooft nog altijd heilig in Sinterklaas 
  2. xxx
  3. Komende zomer gaan wij met de auto en de caravan naar Slovenië. 
  4. Hun fiets staat al maanden ongebruikt bij het station. 
  5. Wat rijd jij toch langzaam vandaag! 
  6. xxx
  7. Mijn broer is altijd een aardige vent gebleven. 
  8. Het regent deze week iedere dag. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

"Martijn, de beste leerling uit de klas, had een tien voor redekundig ontleden."

In bovenstaande zin is 'Martijn' het onderwerp.

A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Hoe noem je 'de beste leerling uit de klas'?

Slide 10 - Carte mentale

"Ze gaf de hond een aai over zijn rug."
Wat is hier het mv?
A
een aai
B
een aai over zijn rug
C
ze
D
de hond

Slide 11 - Quiz

"Het gebouw wordt afgebroken."
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp (mv)?
"Heb jij een voldoende van de docent gekregen?"
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 13 - Quiz

"De rode brandweerauto staat voor ons huis."
'voor ons huis' = ...
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 14 - Quiz

vv of bwb?
"De leerlingen luisteren naar de docent."
A
naar de docent = vv
B
naar de docent = bwb

Slide 15 - Quiz

vv of bwb?
"Wij fietsen naar Voorburg"
A
naar Voorburg = vv
B
naar Voorburg = bwb

Slide 16 - Quiz

Wat is het lv?
"Volgende week gaan we naar Frankrijk."
A
volgende week
B
we
C
naar Frankrijk
D
er is geen lv

Slide 17 - Quiz

Sneeuwwitje, de prinses uit het sprookje, is het allermooist.
de prinses uit het sprookje =
A
een bijvoeglijke bepaling
B
bijstelling

Slide 18 - Quiz

"Voetballers van Feyenoord voetballen het liefst op het veld in Rotterdam."
A
Er is geen bijvoeglijke bepaling.
B
'op het veld in Rotterdam' = bijvoeglijke bepaling
C
'van Feyenoord' = bijvoeglijke bepaling

Slide 19 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bep.?
De Deense zwemster heeft gezwommen.
A
De Deense
B
Deense
C
Deense zwemster
D
De Deense zwemster

Slide 20 - Quiz

"Maartje heeft voor hem bij de Primark een jas gekocht."
Het lijdend voorwerp is ...
A
Maartje
B
de Primark
C
een jas
D
voor hem

Slide 21 - Quiz

Noem álle woordsoorten die je nog weet

Slide 22 - Carte mentale

Welk onderdeel vind je nog lastig?

Slide 23 - Carte mentale

Woordsoorten benoemen
  • Doe de taak in Kwizl: woordsoorten (A2)
  • Let op de schrijfwijze:  
zn 
bn 
bw 
zww / kww / hww 
vragvnw / bezvnw / aanwvnw / persvnw

Slide 24 - Diapositive