2ha Cap. 5 ir de tiendas - bezittelijk voornaamwoord - getallen

Capítulo 5
1. Repaso de los números hasta 1000
2. Bezittelijk voornaamwoord
3. Bron F: leer ejercicio 15, escuchar ej. 16 (p. 52 wb)
5. Práctica Quizlet / extra bezittelijk voornaamwoord

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Capítulo 5
1. Repaso de los números hasta 1000
2. Bezittelijk voornaamwoord
3. Bron F: leer ejercicio 15, escuchar ej. 16 (p. 52 wb)
5. Práctica Quizlet / extra bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

1. Los números hasta 1000
Nu volgen er een aantal vragen over de getallen t/m 1000 die je hebt geleerd 
Lees de vraag goed en let op de spelling!

Slide 3 - Diapositive

1000 =
A
mil
B
million

Slide 4 - Quiz

Zet in de juiste volgorde (je begint bij 0)
1
2
3
4
5
cero
ochenta y tres
ochocientos trece
quinientos veinticuatro
ciento setenta y dos

Slide 5 - Question de remorquage

Welk cijfer wordt hier genoemd?

'En la tienda hay doce probadores'
A
212
B
2
C
200
D
12

Slide 6 - Quiz

Welk cijfer wordt hier genoemd?
'Madrid tiene ciento cincuenta autobuses'
A
115
B
150

Slide 7 - Quiz

Welk cijfer wordt hier genoemd?
'Las gafas de sol cuestan trescientos noventa y siete euros'
A
379
B
397

Slide 8 - Quiz

Welk cijfer wordt hier genoemd?
'En el restaurante hay seiscientas dieciocho personas'
A
618
B
718

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

2. Bezittelijk voornaamwoord
Hier volgen een aantal vragen over het bezittelijk voornaamwoord 
Denk goed of het enkelvoud / meervoud / mannelijk / vrouwelijk moet zijn!

Slide 11 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van een bezittelijk voornaamwoord?
A
La tienda
B
Ser
C
Mis
D
Los pantalones

Slide 12 - Quiz

Wat is GEEN bezittelijk voornaamwoord?
A
Vuestra
B
Su
C
Tus
D
Me

Slide 13 - Quiz

Welk bezittelijk voornaamwoord hoort bij welke betekenis?
mijn
jouw
zijn/haar/uw
ons/onze
jullie
hun/uw (mv)
Mi/mis
vuestro/-a
vuestros/-as
nuestro/-a
nuestros/-as
Tu/tus
Su/sus
Su/sus

Slide 14 - Question de remorquage

Vul in:
_____ (mijn) tienda favorita es Zara
A
Mis
B
Mi
C
tu
D
vuestra

Slide 15 - Quiz

Vul in:
¿Cuánto cuestan ___ (jouw) zapatillas?
A
tus
B
tu
C
mis
D
nuestra

Slide 16 - Quiz

Ahora... Bron F (p. 52)

  • Leer ejercicio 15
  • Escuchar ejercicio 16
  • ¿Listo? Link in Teams 'oefenen met bezittelijk voornaamwoord'. Klik daarna op 'completa con los posesivos'
  • Oefenen vocabulario Quizlet

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

Oefenen met Quizlet
https://quizlet.com/_d38vkj?x=1jqt&i=4ga9zu

Slide 19 - Diapositive