Oefenen Kritisch Lezen + Tekst en Publiek

Oefenen H5-H6 lezen
Kritisch Lezen
Tekst en Publiek
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Oefenen H5-H6 lezen
Kritisch Lezen
Tekst en Publiek

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kritisch lezen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kritisch lezen heeft te maken met álles wat je leest!


Dus ook: WhatsApp, Instagram, twitter,  nieuwsartikelen, enz.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

DOEL


Je kunt beoordelen of de informatie in een tekst betrouwbaar is

Betrouwbaarheid van teksten

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat doe je als je een tekst kritisch leest?
A
Je bekijkt de tekst en leest de eerste alinea
B
Je leest de eerste en de laatste zin van de alinea's
C
Je leest de tekst van het begin tot aan het eind goed door
D
Je leest de tekst en beoordeelt of de informatie juist en betrouwbaar is

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Lees de tekst

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit artikel komt uit de serie 'NRC checkt'. Leg in je eigen woorden uit wat NRC in deze serie doet.

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie berichtte dat het in de
VS te koud zou zijn
voor ijsberen?
A
NRC checkt
B
NOS journaal
C
Rinie van Meurs
D
De dierentuin van Chicago

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de conclusie van NRC?

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Nepnieuws op internet

Weet jij welke informatie op internet betrouwbaar is?


Veel jongeren vinden het lastig om te beoordelen of iets wat ze online tegenkomen nepnieuws of juist betrouwbare informatie is.


Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kritisch lezen: is het echt waar?
We letten op drie dingen.

Stap 1:  deskundigheid van de schrijver
Stap 2: wat is het doel van de tekst?
Stap 3: let op de bron

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Even iets leuks

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Tekst en publiek

Slide 14 - Diapositive

Bron: foto 1 www.flickr.com ; Matthijs Quaijtaal
Leerdoel
  • Je weet te herkennen voor welk publiek de tekst geschreven  is.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie is het publiek van een tekst?
A
De schrijver
B
De lezer(s)
C
De uitgever
D
De winkeliers

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Voor wie is deze tekst bedoeld en waar zie je dat aan?

Slide 17 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Voor wie is deze tekst bedoeld en waar zie je dat aan?

Slide 18 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Voor welk publiek een tekst bedoeld is, kun je zien aan: onderwerp, lay-out en taalgebruik.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wordt bedoeld met de lay-out?
A
de uitleg van de tekst
B
de afbeelding bij de tekst
C
de opmaak van de tekst
D
de bron van de tekst

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijk de lay-out , voor wie is deze tekst bedoeld?

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voor welk publiek is de tekst geschreven?
A
Voor bedrijven die stagiaires zoeken
B
Voor jongeren van het vmbo
C
Voor ouders van jongeren
D
Voor docenten van de havo

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan het onderwerp van een tekst kun je zien voor welk publiek een tekst bedoeld is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je wil weten voor wie de tekst geschreven is, let je op een aantal zaken. Welke hoort er NIET bij?
A
onderwerp
B
taalgebruik
C
naam van de schrijver
D
lay-out

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht
Je krijgt nu een aantal tijdschriften te zien. Aan jou de taak om aan te geven voor welk publiek het tijdschrift is geschreven.

Let op: 
  1. het onderwerp
  2. taalgebruik
  3. de bron
  4. de lay-out (hoe ziet de tekst eruit)

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voetbal International
Voor iedereen die geïnteresseerd is in voetbal.


Waaraan kun je dat zien?
  • het onderwerp
  • Lay-out
  • taalgebruik

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tina
Voor jonge meiden


Waaraan kun je dat zien?
  • Het onderwerp
  • Lay-out
  • taalgebruik
  • Bron

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar staat de bron van een tekst?
A
In de inleiding
B
Onderaan de tekst
C
In het slot
D
In het middenstuk

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het doel van de bron?
A
De bron zorgt ervoor dat de tekst interessanter wordt.
B
De bron vertelt waar een tekst over gaat.
C
De bron heeft geen doel.
D
De bron geeft aan waar de informatie uit de tekst vandaan komt.

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Plus
Voor mannen en vrouwen boven de vijftig jaar


Waaraan kun je dat zien?
  • Het onderwerp
  • Lay-out
  • taalgebruik
  • Bron

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

H5 kritisch lezen: hoe bepaal je of een tekst betrouwbaar is?

  1. deskundigheid van de schrijver
  2. wat is het doel van de tekst?
  3. de bron van de tekst
H6 tekst en publiek: hoe richt de schrijver zich op zijn publiek?

  1. onderwerp: waar gaat de tekst over?
  2. taalgebruik: u/je, lange/korte zinnen, woordgebruik.
  3. de bron van de tekst
  4. lay-out (opmaak): afbeeldingen, kleurgebruik.

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions