Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
TOP week 2 klas 1c1
Herhaling Uitleg Quiz vragen over les 2.2 en 2.3
Slide 1 - Diapositive
Herhaling - uitleg
Slide 2 - Diapositive
Nederzetting = plaats waar mensen bij elkaar wonen.
Stad = * grote nederzetting.
* tienduizenden
inwoners
* hoge gebouwen
* dicht op elkaar
* veel voorzieningen: bedrijven of instellingen die zorgen voor de dingen die je nodig hebt (winkels, school, bioscoop).
Dorp = * kleine nederzetting.
* Paar duizend inwoners.
* Laagbouw zoals boerderij
* verder uit elkaar
* weinig voorzieningen: bedrijven of instellingen die zorgen voor de dingen die je nodig hebt (winkels, school, bioscoop).
Slide 3 - Diapositive
Het ontstaan van steden
Steden ontstaan op verschillende manieren,
zoals:
Bij een kasteel
Bij een doorwaadbare plaats bij een rivier
op een kruising van handelswegen (landweg / waterweg)
bij fabrieken aan een spoor of kanaal
op plekken met veel ruimte (bv. in een polder)
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Forensisme → Congestie → afname bereikbaarheid
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Start
vragen
Slide 11 - Diapositive
Vertrekredenen om weg te gaan uit de stad.
Slide 12 - Carte mentale
Bedenk een aantal vestigingsredenen om naar een dorp te verhuizen.
Slide 13 - Carte mentale
Ziekenhuis
Albert Heijn
huisarts
Stadion
bakker
kruidvat
Slide 14 - Question de remorquage
Kleine nederzetting
Dicht op elkaar
Tienduizenden inwoners
Hoogbouw
Laagbouw
Grote nederzetting
paar duizend inwoners
veel voorzieningen
weinig voorzieningen
verder uit elkaar
Slide 15 - Question de remorquage
Wat betekend urbanisatie?
A
Een reden waarom iemand naar een bepaalde plaats toe verhuist
B
Het verschil tussen immigratie en emigratie
C
Het verhuizen van mensen uit en stad naar plaatsen in de omgeving
D
Het groeien van steden
Slide 16 - Quiz
stad
stad en dorp
meubelboulevard
voetbalclub
tandartspraktijk
kunstijsbaan
supermarkt
bibliotheek
station
Slide 17 - Question de remorquage
Zet van klein naar groot
woonwijk
buurt
stedelijk gebied
stad
huis
straat
Slide 18 - Question de remorquage
Juist
Onjuist
Een verzameling van buurten noem je een agglomeratie.
Steden en dorpen die aan elkaar zijn gegroeid noem je een agglomeratie.
Slide 19 - Question de remorquage
Waar hoort het bij? Sleep het antwoord naar stad of dorp
Stad
Dorp
Hoogbouw
Laagbouw
Veel ruimte
Ruimtegebrek
Veel bedrijven
Weinig bedrijven
Slide 20 - Question de remorquage
Het verhuizen van de stad naar net daar buiten (Utrecht-Nieuwegein) noem je.....
A
Urbanisatie
B
Landelijk gebied
C
Stedelijk gebied
D
Suburbanisatie
Slide 21 - Quiz
Een kenmerk van een landelijk gebied of dorp is:
A
Er zijn veel voorzieningen
B
Verstedelijking
C
Agglomeratie
D
Er zijn weinig voorzieningen
Slide 22 - Quiz
Waarom zitten in Nederland kantoren graag in de binnenstad?
A
Goede bereikbaarheid voor auto´s.
B
Goede bereikbaarheid voor klanten.
C
Goede bereikbaarheid voor personeel.
D
Goede bereikbaarheid voor goederen.
Slide 23 - Quiz
Iemand die dagelijks heen en weer reist tussen woon- en werkgemeente
A
bereikbaarheid
B
mobiliteit
C
forens
D
reiziger
Slide 24 - Quiz
Wat zie je hier?
A
Vinexwijk, ca. 2.000
B
spagettiwijk, Vleuten, 2010
C
bloemkoolwijk,
Houten, 1970-1985
D
autoluwewijk jaren 50
Slide 25 - Quiz
Wat is een Vinexwijk?
A
nieuwbouw ver van de stad
B
nieuwbouw dichtbij de stad
C
oude vieze wijken
D
een woonwijk
Slide 26 - Quiz
Wat voor soort wijk is het laatst gebouwd:
A
Arbeiderswijken
B
Vinex-wijken
C
Groeikern
D
Naoorlogse wijken
Slide 27 - Quiz
Welk woord moet op de stippellijntjes worden ingevuld? Groningen heeft een ... voor het noorden van Nederland.
A
groeikern
B
compacte stad
C
dagelijkse voorziening
D
centrumfunctie
Slide 28 - Quiz
Een dorp of stad waar veel mensen uit een naburige stad zijn komen wonen Dit noem je een...
A
een stad
B
een nederzetting
C
een agglomeratie
D
groeikern
Slide 29 - Quiz
oude woonwijken
binnenstad
nieuwe wijken
Slide 30 - Question de remorquage
Vul de juiste omschrijving in
A
B
C
D
E
19e-eeuwse wijk
Vinex-wijk
binnenstad
hoogbouw '60
laagbouw '70
Slide 31 - Question de remorquage
Een dorp of stad waar veel mensen uit een naburige stad zijn komen wonen Dit noem je een...
A
een stad
B
een nederzetting
C
een agglomeratie
D
groeikern
Slide 32 - Quiz
Wat betekend het begrip GROEIKERN
A
Plaatsen buiten de stad waar veel huizen gebouwd zijn.
B
Dat een stad alleen in de kern gegroeid is.
C
Dat het centrum van een stad erg gegroeid is.
D
Dat er verschillende steden rondom een stad bijkomen.
Slide 33 - Quiz
Stad
Dorp
Slide 34 - Question de remorquage
Zet van klein naar groot
woonwijk
buurt
stedelijk gebied
stad
huis
straat
Slide 35 - Question de remorquage
Waar hoort het bij? Sleep het antwoord naar stad of dorp
Stad
Dorp
Hoogbouw
Laagbouw
Veel ruimte
Ruimtegebrek
Veel bedrijven
Weinig bedrijven
Slide 36 - Question de remorquage
Gebouwd rondrond 1960. Nederland in de 2/3e bevolkingsexplosie
Oudste deel van de stad, dat is gebouwd in de middeleeuwen.
De woningwet werd ingevoerd. Huizen moesten beter en comfortabeler
Hier woonde vroeger de mensen die werkte in de fabrieken.
Slide 37 - Question de remorquage
Binnenstad
Stadscentrum
Woonwijken
Bedrijventerrein
Slide 38 - Question de remorquage
Juist
Onjuist
Een verzameling van buurten noem je een agglomeratie.
Steden en dorpen die aan elkaar zijn gegroeid noem je een agglomeratie.
Slide 39 - Question de remorquage
Het gemak waarmee iemand zich verplaatst
A
bereikbaarheid
B
mobiliteit
C
forens
Slide 40 - Quiz
Iemand die dagelijks heen en weer reist tussen woon- en werkgemeente
A
bereikbaarheid
B
mobiliteit
C
forens
D
reiziger
Slide 41 - Quiz
Iemand die voor zijn werk van zijn woonplaats naar een ander gemeente reist is een:
A
reiziger
B
toerist
C
migrant
D
forens
Slide 42 - Quiz
In de jaren '60 vertrokken vooral gezinnen de stad uit. Hoe noem je dit?
A
Urbanisatie
B
Migratie
C
Forens
D
suburbanisatie
Slide 43 - Quiz
Wat is een FORENS?
A
Iemand die veel in de file staat.
B
Iemand die ver moet reizen voor zijn werk.
C
Iemand die buiten de stad woont.
D
Iemand die in de stad woont.
Slide 44 - Quiz
Centrum van de stad is een vestigingsvoordeel over...
A
bereikbaarheid
B
aanwezigheid van klanten
C
hoeveelheid ruimte
Slide 45 - Quiz
Welk begrip wordt hier omschreven?
'Een reden waarom iemand naar een bepaalde plaats toe verhuist.'
A
urbanisatie
B
vertrekreden
C
vestigingsoverschot
D
vestigingsreden
Slide 46 - Quiz
Welk begrip wordt hier omschreven?
'Het gemak waarmee mensen op een bepaalde plaats kunnen komen'.
A
mobiliteit
B
bereikbaarheid
C
vestigingsreden
D
forens
Slide 47 - Quiz
Een deel van een stad waar wonen de belangrijkste functie is.
A
woonwijk
B
vinex-wijk
C
vestigingsreden
D
groeikern
Slide 48 - Quiz
Welk begrip wordt hier omschreven?
'Het verhuizen van mensen uit een stad naar plaatsen in de omgeving van die stad.'
A
vertrekreden
B
vestigingsreden
C
urbanisatie
D
suburbanisatie
Slide 49 - Quiz
De familie Appels hebben twee kinderen. Ze willen graag dat alle twee de kinderen hun eigen slaapkamertje krijgen. Ook willen ze dat de kinderen veilig in de buurt kunnen spelen in een rustig speeltuintje.
Ze hebben een huis gezien in een plaatsje waar ze dit kunnen realiseren. Dit plaatsje heeft voor de familie Appels een: