Werkwoordspelling tt, vt, vd en td M1 dec 22

Ik kan alle werkwoordsvormen HERKENNEN in zinnen.
0100
1 / 19
suivant
Slide 1: Sondage
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Ik kan alle werkwoordsvormen HERKENNEN in zinnen.
0100

Slide 1 - Sondage

Ik kan alle werkwoordsvormen GOED SPELLEN in zinnen.
0100

Slide 2 - Sondage

Werkwoordsvorm = ?
Ik heb een schat GEVONDEN.
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord

Slide 3 - Quiz

Werkwoordsvorm = ?
Dat je dat niet SNAPT!
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord

Slide 4 - Quiz

Werkwoordsvorm = ?
Ik heb me in een snoepje VERSLIKT.
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord

Slide 5 - Quiz

Werkwoordsvorm = ?
Bo VERSLIKT zich dagelijks.
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord

Slide 6 - Quiz

Werkwoordsvorm = ?
Marcel WON de marathon.
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd ZWAK
C
persoonsvorm verleden tijd STERK
D
voltooid deelwoord

Slide 7 - Quiz

WERKWOORDSPELLING

Koeman  [ ........................ ] de internationals naar voren.

Sinds kort  [ ........................ ] Peter 3 dagen per week.

Per abuis [ ........................ ] ik de relevante bestanden.

Die mop [ ........................ ] hij met zijn vrienden.

In juli en augustus [ ........................ ] we wekelijks!

Doordat de onoplettende jongen [ ...................... ]  op

de fiets, is hij tegen een lantaarnpaal  [ ...................... ].
schuifde
schoof
zwem
verwijder
deelde
fietste
apte
zwemt
verwijdert
deeldde
fietsten
appte
gecrashd
gecrasht

Slide 8 - Question de remorquage

Wat is het tegenwoordig deelwoord?
A
Een voltooid deelwoord
B
Een onvoltooid deelwoord

Slide 9 - Quiz

Tegenwoordig deelwoord
Werkwoord dat aangeeft dat iets gebeurt terwijl er ook iets anders gebeurt of gebeurde.

bijvoorbeeld: Jan viste mopperend plastic uit het kanaal. 
Huilend zit Jannet in de klas.

REGEL: Voeg een d toe achter het hele werkwoord.




Slide 10 - Diapositive

Huilend sprong het meisje in het koude water. Wat is TD?

Slide 11 - Carte mentale

Waarom staat Max altijd lachend op foto's? Wat is TD?

Slide 12 - Carte mentale

Ik vind het stom dat je gapend de medaille omhing bij Bas. Wat is TD?

Slide 13 - Carte mentale

In welke zin staat een tegenwoordig deelwoord?
A
Gisteren lachte ik veel.
B
Lachend rende ze de klas uit.
C
Ik had nooit eerder zo hard gelachten.
D
Wij moesten lachen om die grap.

Slide 14 - Quiz

In welke zin(nen) staat een tegenwoordig deelwoord?
A
Haar kamer ruimde Ina mopperend op.
B
Ik heb gemopperd op mijn moeder.
C
Gisteren mopperde mijn zusje over alles.
D
Zij is mopperend naar huis gefietst.

Slide 15 - Quiz

Hoe maak je een tegenwoordig deelwoord?

Slide 16 - Question ouverte

Ik kan alle werkwoordsvormen HERKENNEN in zinnen.
0100

Slide 17 - Sondage

Ik kan alle werkwoordsvormen GOED SPELLEN in zinnen.
0100

Slide 18 - Sondage

Aan de slag
Maak in Talent online

H 5.8 - Opdracht 4, 12 en 13


Klaar?     Dossier Eten

Slide 19 - Diapositive