les 1 2 april Lezen 1.4 en Spelling 7.3 en les 2 4 april herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

les 1 2 april Lezen 1.4 en Spelling 7.3

Welkom H2b! Start met lezen

Planning

Startopdracht

Herhalen zinsdelen

Instructie Lezen 1.4

Zelfstandig oefenen

Instructie Spelling 7.3 

Zelfstandig oefenen

Afsluiting

Startopdracht: 

Verdeel deze zinnen in zinsdelen: 

1. Mijn moeder is aan fitness gaan doen voor haar gezondheid. 

2. Ik houd niet van gebakken aardappelen. 

3. De jarige Jet heeft veel cadeaus van opa gekregen. 

Stappenplan zinsontleden: 

1. maak zinsdelen: eerst pv tussen streepjes, dan de rest!
2. benoem elk zinsdeel: 

Doe mee met dit voorbeeld: 

De bakker heeft vandaag broodjes gebakken voor mij. 

Doel

1.4 Je leert feiten, meningen

en argumenten onderscheiden in een tekst.

---

7.3 Je leert leenwoorden op de juiste manier spellen

Instructie 1.4 Feit, mening en argument blz. 26

- Mening en Argument -

> Mening/standpunt (dat wat jij vindt)

> Argument (waarom jij iets vindt)

 

Lees je van standpunt naar argument, dan kun je daar signaalwoorden als WANT en OMDAT tussen zetten (of ze staan er al).

Lees je van argument naar standpunt, dan kun je daar DUS en DAAROM tussen zetten (of ze staan er al). 

Signaalwoorden in de tekst van een:

(blz.26)

• Mening/standpunt 

ik vind, dus, volgens mij, kortom, ik denk dat, 

mijn mening hierover is, daarom, 

onze conclusie is, etc.

• Argument 

want, omdat, immers, dat blijkt uit, namelijk, 

de reden hiervoor is, etc.

Feit of ....? 

:                            

 

argumenten

standpunt

feitelijke 

(objectieve)

waarderende 

(subjectieve)

Argumentatie f/w voorbeeld

Ik ga liever naar de carnavalsoptocht in Breda dan in Oosterhout,

feitelijke 

(objectieve)

waarderende 

(subjectieve)

want de optocht in Breda duurt minimaal een uur langer. 

want de optocht in Breda is veel mooier. 

Een FEIT 

is iets waarvan je kunt controleren of het waar of niet waar is. 

Bijv. 

Het Nederlands Openluchtmuseum is een museum in Arnhem. 

In Amsterdam wonen 110 verschillende nationaliteiten. 

Oefening: opdracht 1 blz. 26 

Zelfstandig oefenen 1.4

Maak opdracht 2 

Tussendoortje / pauze 

Instructie 7.3 Leenwoorden blz.252

Woorden uit een andere taal die in het Nederlands zijn terecht gekomen. 

1. Welke ken je? 
2. Hoe schrijf je ze? 

Regels bij Engelse leenwoorden

Regels bij Franse leenwoorden

Instructie 7.3 Regels bij Engelse leenwoorden blz.252

• Samenstellingen als één woord: eyecatcher 
• rechter woord Engels voorzetsel? dan koppelteken: back-up
• Woordgroepen schrijf je los: first lady 

Kies nu: 

airbag/air-bag?                      intensivecare/intensive care? 

babysitter/baby-sitter?      testcase/test case? 

stand-by/standby ?              shootout/shoot-out? 

Instructie 7.3 Regels bij Franse leenwoorden blz.252

• Veel woorden zónder accenttekens: compote, ragout

• Wél accent op de e als dat nodig is voor de uitspraak: 

         pate > paté (accent aigu) 

         creme > crème (accent grave)

         crepe > crêpe (accent circonflexe)

Kies nu:

carriere/carrière?

diner/dinér?

enquete/enquête?

 premiere/première?   

Zelfstandig oefenen 7.3

Maak opdracht 5 blz. 253

Afsluiting

Wat betekenen deze uitdrukkingen: 

1. iemand in de arm nemen?
2. op alle slakken zout leggen? 
3. >>>

Volgende les:

herhaling 1.4 en 7.3 

Huiswerk maken: 

• opdracht 2 blz. 26 
• opdracht 5 blz. 253

les 2 4 april herhaling 

Lezen 1.4 en Spelling 7.3

Welkom H2b! Start met lezen

Planning

Startopdracht: zinsdelen

benoemen

Bespreken huiswerk

Herhalen Lezen 1.4

+ oefenen

Herhalen  Spelling 7.3 

+ oefenen

Afsluiting: uitdrukkingen

Startopdracht: 

Verdeel deze zinnen in zinsdelen en benoem de zinsdelen 

pv, ow en wg of ng, lv en mv: 

|....|pv|......|.....|

1. Met een klein verschil versloeg de hardloper zijn concurrent.

2. Binnenkort zal Johan zijn spreekbeurt  voor de klas over het leger gaan houden. 

Met een klein verschil | versloeg | de hardloper | zijn concurrent

pv = versloeg

ow = de hardloper

wg= versloeg

lv = zijn concurrent

Binnenkort | zal | Johan | zijn spreekbeurt | voor de klas | over het leger | gaan houden. 

pv = zal 

ow = Johan

wg = zal gaan houden

lv = zijn spreekbeurt

mv = voor de klas

Stappenplan zinsontleden: 

1. maak zinsdelen: eerst pv tussen streepjes, dan de rest!
2. benoem elk zinsdeel: 

Doe mee met dit voorbeeld: 

De bakker heeft vandaag broodjes gebakken voor mij. 

 Bespreken huiswerk opdracht 2 blz. 26 

 Bespreken huiswerk opdracht 5 blz. 253

Opdracht 5

a Ties en Paul zitten op hockey en bespreken met hun coach elke wedstrijd uitgebreid na.

b Niet elke werkgever kan een maillot/legging of een gekleurde legging/maillot waarderen als je komt solliciteren.

c De jonge cabaretier oogstte veel succes met zijn nieuwe conference.

d Fee ging met haar moeder naar de opticien voor een second opinion.

e De actrice droeg om haar taille een ceintuur die haar figuur mooi accentueerde.

Doel: herhaling

1.4 Je leert feiten, meningen

en argumenten onderscheiden in een tekst.

---

7.3 Je leert leenwoorden op de juiste manier spellen

1.4 mening(standpunt) en argumenten (bijv. feiten)

Ik ga liever naar de carnavalsoptocht in Breda dan in Oosterhout,

feitelijke 

(objectieve)

waarderende 

(subjectieve)

want de optocht in Breda duurt minimaal een uur langer. 

want de optocht in Breda is veel mooier. 

Zelfstandig oefenen 1.4

Maak opdracht 4 blz. 27/28 

Tussendoortje / pauze 

herh.7.3 regels leenwoorden blz.252

1. Regels bij Engelse leenwoorden: 
   

• samenstellingen als één woord: eyecatcher 
  
• rechter woord Engels voorzetsel? dan koppelteken: back-up
  
• Woordgroepen schrijf je los: first lady 

2. Regels bij Franse leenwoorden: 

• Veel woorden zónder accenttekens: compote, ragout
  
• Wél accent op de e als dat nodig is voor de uitspraak: 
  

         pate > paté (accent aigu) 

         creme > crème (accent grave)

         crepe > crêpe (accent circonflexe)

Zelfstandig oefenen 7.3

Maak opdracht. 4 en 7 blz. 253

Afsluiting

Wat betekenen deze uitdrukkingen: 

1. iemand in de arm nemen?
2. op alle slakken zout leggen? 
3. >>>

Afsluiting (xtra)

Teken een delftsblauw tegeltje met een uitdrukking 

van blz. 100

Schrijf de betekenis erbij!