Cursus 2.3: De regering en de volksvertegenwoordiging
Cursus 2.4: Provincies en gemeenten
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Oefentoets hoofdstuk 2
Cursus 2.3: De regering en de volksvertegenwoordiging
Cursus 2.4: Provincies en gemeenten
Slide 1 - Diapositive
Vragen over cursus 2.3
Slide 2 - Diapositive
Stel dat dit de uitslag zou zijn van de 2e- Kamerverkiezingen, wie zouden er dan een coalitie kunnen vormen? Sleep de partijen die dit kunnen in het vakje 'coalitie'. Maak een coalitie met zo min mogelijk partijen
Coalitie
VVD - 36 zetels
CDA - 15 zetels
D66 - 27 zetels
PvdA - 11 zetels
GroenLinks - 6 zetels
SP - 5 zetels
SGP - 3 zetels
Slide 3 - Question de remorquage
De Tweede Kamerleden van één politieke partij noemen we een:
Slide 4 - Question ouverte
Sleep de begrippen naar de juiste plaats.
Tweede Kamerleden
Kabinet
Publieke Tribune
Slide 5 - Question de remorquage
Wanneer heb je stemrecht voor de Tweede Kamerverkiezingen?
Slide 6 - Question ouverte
Wat is politiek?
A
Het handhaven van de orde en veiligheid.
B
Als een land een democratie is.
C
Het maken van keuzes en het nemen van besluiten.
D
Het parlement.
Slide 7 - Quiz
Wat is een politieke partij?
A
Een groep mensen met dezelfde standpunten.
B
Een groep mensen die belangrijke beslissingen nemen.
C
Een vereniging van mensen met dezelfde hobby's.
D
Alle leden van de Eerste Kamer.
Slide 8 - Quiz
Waaruit bestaat het parlement in Nederland?
A
Eerste Kamer +
Tweede Kamer
B
Koning + Koningin
C
Minister-President + Eerste Kamer
D
Tweede + Derde Kamer
Slide 9 - Quiz
Het nieuwe kabinet is gevormd. Wie zitten er in het kabinet?
A
Minister president Rutte
B
Ministers en Staatssecretarissen
C
De Tweede Kamer
D
Ministers en de Koning
Slide 10 - Quiz
Wie kiest de gemeenteraad?
A
De burgemeester
B
De wethouders
C
De inwoners van de gemeente
D
De koning
Slide 11 - Quiz
Wie staat aan het hoofd van de Provinciale Staten?
A
Burgemeester
B
Koning
C
Minister-president
D
Commissaris van de koning
Slide 12 - Quiz
Welke taak hoort NIET bij het Waterschap?
A
schoon water leveren
B
veilig water leveren
C
voldoende water leveren
D
bruggen over rivieren bouwen
Slide 13 - Quiz
Wie benoemt het hoofd van een waterschap?
A
de burgemeester
B
de gemeente
C
de koning
D
de regering
Slide 14 - Quiz
Hoe noem je het hoofd van een waterschap?
A
een dijkgraaf
B
een watergraaf
C
een ambtenaar
D
een minister
Slide 15 - Quiz
Hoe noemen we als burgers van de overheid mogen gaan stemmen over één bepaald onderwerp
A
Volksstemming
B
Referendum
C
Volkstelling
Slide 16 - Quiz
Wie zit niet in de regering?
A
Minister-President
B
Koning
C
Tweede Kamerlid
D
Minister
Slide 17 - Quiz
Wet = geldig
Zet de gebeurtenissen op de juiste volgorde. Wanneer wordt een wet geldig?
Wet wordt voorgesteld door Minister.
Meerderheid Tweede Kamer keurt wet goed.
Meerderheid Eerste Kamer keurt wet goed.
Koning ondertekent wet.
Slide 18 - Question de remorquage
Door 40.000 handtekeningen te verzamelen en aan te bieden bij de minister kun je ervoor zorgen dat jouw onderwerp wordt besproken in de Tweede Kamer. Dit noem je een...
Slide 19 - Question ouverte
Hieronder staan voorbeelden van ministeries. Welke ministerie doet wat? Sleep de blauwe hokjes naar de goede rode hokjes.
Onderwijs
Buitenlandse Zaken
Financiën
Veiligheid en Justitie
Anti-pest programma is verplicht op scholen
Belastingen verhogen
De politie mag een wapen dragen
Overleg met de Spaanse president
Slide 20 - Question de remorquage
Wat zie je op het plaatje?
A
De Eerste Kamer
B
De Tweede Kamer
C
De Derde Kamer
D
Het paleis van de koning.
Slide 21 - Quiz
Wat is de oppositie?
A
De partijen die in de regering zitten
B
De partijen die niet in de regering zitten
Slide 22 - Quiz
Wat hoort bij elkaar? Sleep de taken naar de juiste personen
Minister-president
Ministers
Regering
Parlement
Zitten in de regering
Is samen met de regering de baas
Bestuurt het land
Leidt de regering
Slide 23 - Question de remorquage
Vragen over cursus 2.4
Slide 24 - Diapositive
Wie staat er aan het hoofd van de gemeente?
A
Gemeentenaar
B
Burgermeester
C
Wijkagent
D
Commissaris van de koning
Slide 25 - Quiz
Wie vormen samen het dagelijks bestuur van een gemeente?
A
Burgemeester en wethouders (B&W)
B
Burgemeester en ministers (B&M)
C
Burgemeester
D
Wethouders
Slide 26 - Quiz
Wat hoort waarbij?
Tweede Kamer
Provinciale Staten
Gemeenteraad
Waterschap
Het water in de rivier de Dommel wordt gezuiverd.
Er komt een nieuwe snelweg tussen Eindhoven en Tilburg
De minimumleeftijd voor alcohol gaat naar 21 jaar.
Er zijn plannen voor een nieuw zwembad in Deurne.
Slide 27 - Question de remorquage
Wat is een referendum?
Slide 28 - Question ouverte
In Nederland mag je stemmen, het is niet verplicht. De overheid wil graag dat veel mensen gaan stemmen. Waarom vindt de overheid dit belangrijk?
Slide 29 - Question ouverte
Omgekeerde vlaggen zijn een voorbeeld van:
A
Burgerinitiatief
B
Volkssraadpleging
C
Demonstreren
D
Referendum
Slide 30 - Quiz
Wat is onjuist?
A
Bij belangrijke onderwerpen organiseert de gemeente inspraakavonden. Iedereen mag dan zeggen wat hij of zij er van vindt.
B
De meeste vergaderingen van de gemeenteraad zijn achter gesloten deuren. Achteraf kun je lezen wat er is besloten.
C
De leden van de gemeenteraad kun je meestal gewoon mailen. Hun adressen kun je vinden op de website van de gemeente.
D
De gemeente kan een referendum houden om te kijken hoe de bevolking denkt over een onderwerp.