Les 17 - H1 Grammatica: Woordsoort benoemen

• Nederland
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Welkom! 

Voordat de timer afgaat...

- Boek, schrift en pen op tafel

- Jas uit

- Tas van tafel

- Telefoon in tas

Lesplanning

Lesdoel

Herhaling: huiswerk bespreken

Theorie 

Opdracht maken

Opdracht bespreken

Afsluiting

Lesdoel

Aan het einde van de les ken ik de volgende begrippen:

- Werkwoord

- Zelfstandig naamwoord

- Lidwoord

- Bijvoeglijk naamwoord

- Voorzetsel

- Persoonlijk voornaamwoord

Op welke twee manieren kan je een zin ontleden?

Herhaling/huiswerk bespreken

Zinsdelen benoemen (wwg, ow, lv, mv, bwb, bvb)

Opdracht 1, 2, 5 en 6 

Blz. 22-23

De lachende kinderen geven een dikke knuffel aan de oude oma in het zonnige park

Taalkundig ontleden (woordsoorten benoemen)

De lachende kinderen geven een dikke knuffel aan de oma in het zonnige park

De = lidwoord

Lachende = bijvoeglijk naamwoord

Kinderen = zelfstandig naamwoord

Geven = werkwoord

Een = lidwoord

Dikke = bijvoeglijke naamwoord

Aan = voorzetsel

De = lidwoord

In = voorzetsel

Het = lidwoord

Woordsoorten

Woordsoort	Betekenis	Voorbeeld
Werkwoord	Woorden die aangeven dat je iets doet	Lopen, dansen, hebben, fietsen, mogen
Zelfstandig naamwoord	Mensen, dieren, dingen Alles wat je kunt aanraken	Tafel, stoel, mens, Piet, spons
Lidwoord		De, het en een
Bijvoeglijk naamwoord	Zegt iets over het zelfstandig naamwoord	Het mooie meisje De slimme hond
Persoonlijk voornaamwoord	Geven personen aan	Ik, jij, hij, zij, jullie, jou, u, wij
Voorzetsel	Letters die je kunt 'plaatsen in een kast'	In, naast, voor, achter, op, onder, boven

Benoem de woordsoorten

Zij zet haar nieuwe boeken op de plank boven haar groene kast

Benoem de woordsoorten

Zij zet haar nieuwe boeken op de plank boven haar groene kast

Zij = persoonlijk voornaamwoord

Zet = werkwoord

Nieuwe = bijvoeglijk naamwoord

Boeken = zelfstandig naamwoord

Op = voorzetsel

De = lidwoord

Plank = zefstandig naamwoord

Boven = voorzetsel

Groene = bijvoeglijk naamwoord

Kast = zelfstandig naamwoord

Benoem de zinsdelen

Zij zet haar nieuwe boeken op de plank boven haar groene kast

Benoem de zinsdelen

Zij zet haar nieuwe boeken op de plank boven haar groene kast

Werkwoordelijk gezegde = zet op

Onderwerp = zij

Lijdend voorwerp = haar nieuwe boeken

Bijwoordelijke bepaling = op de plank boven haar groene kast

'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over

1. een zelfstandig naamwoord
2. een werkwoord

Is drinken een werkwoord of geen werkwoord?

1. werkwoord
2. geen werkwoord
3. soms

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Ik heb ze van Madelon geleend.

het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...

1. ik
2. ze
3. Madelon
4. ik / ze

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Wat is GEEN voorzetsel?

1. Links
2. Uit
3. Op
4. Boven

Zelfstandig werken / verlengde instructie

Wat	Hoofdstuk 1 Grammatica Blz. 25 Opdracht 7 en 8
Hoe	Boek en schrift
Hulp	Zelfstandig of uitleg (bij mij)
Tijd	15 minuten
Klaar?	Goed! Nakijken huiswerk deze les.