Paragraaf 1: hoofdletters en leestekens

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

Leg NieuwNederlands alvast op tafel

Terugblik

Herhaling: wat weet je nog van formuleren?

Spelling

Paragraaf 1: hoofdletters en leestekens

Waar zet je een komma en waar zet je een punt?

Wanneer zet je een punt?

Een zin is vaak een mededeling. Na iedere mededeling zet je een punt.

De jongens fietsten hard naar school. Ze waren bijna te laat.

De leerlingen pakten snel hun tas in. Ze moesten naar de volgende les.

Wanneer zet je een komma?

Je kunt twee mededelingen aan elkaar koppelen door een voegwoord (als, doordat, maar, nadat, omdat, want, zodat, zodra)

De jongens fietsten hard naar school, want ze waren bijna te laat.

De leerlingen pakten snel hun tas in, want ze moesten naar de volgende les.

Wanneer zet je een komma?

Soms begint een zin met een voegwoord. Dan komt er verderop in de zin een komma. Vaak tussen twee persoonsvormen.

Omdat ze bijna te laat waren, fietsten de jongens erg snel.

Nadat hij haar zag, raakte hij in paniek.

Hoe begrens je zinnen?

Kort gezegd:

- Achter een zin zet je een punt;

- Achter een vraagzin zet je een vraagteken;

- Zet een komma tussen twee persoonsvormen;

- Zet voor voegwoorden een komma;

- Zet geen komma voor en / of.

Samen oefenen

1. Een dagje Efteling met z'n allen is leuk ............ het is wel duur.

2. .......... de docent verhaal gaat halen bij de conciërge moet je je afvragen of je wel gelijk hebt.

3. Niek lijkt niet op zijn broer .............. die heeft krullen en Niek niet.

Probeer eens

Maak opdracht 2 t/m 4 op blz. 245

Klaar? Maak opdracht 5.