Les melkexamen

H14 Melkexamen 
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
MelkwinningMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

H14 Melkexamen 

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
- BPV 
- Toets
- Vragen voor toets 
- Oefenen voor melkexamen 

Slide 2 - Diapositive

BPV
BPV opdrachten 1-4 inleveren 
Inclusief handtekening anders een 1! 

Inleveren voor 10-1-25 23.59

Slide 3 - Diapositive

Welke BPV opdrachten heb je al gemaakt?
Ik ben nog niet begonnen
Ik heb er al 1 gemaakt
Ik heb er 2 gemaakt
Ik heb er al 3 gemaakt
Ik heb er al 4 gemaakt
Ik heb er al 4 gemaakt + handtekening

Slide 4 - Sondage

Toets

Slide 5 - Diapositive

Vragen toets
Hebben jullie nog vragen over de toets?

Slide 6 - Diapositive

Melkexamen 
Theorie- en praktijktoets 

Vragen voor theorietoets gaan we vandaag oefenen 
Dit is geen toetsstof 

Slide 7 - Diapositive

1 tegen 100
1 iemand voor de klas 
De rest gaat staan 
ABC vraag op het bord 
Klas kiest het antwoord (blad met daarop A,B, of C) nog niet laten zien 
De gene voor in de klas geeft het antwoord 
Goed? Mag blijven staan. Fout? Mag in de klas gaan zitten en een ander mag voorin de klas komen staan.
De anderen laten hun antwoord zien. Goed? Blijven staan. Fout? gaan zitten. 
Wel meedenken om te oefenen!

Slide 8 - Diapositive

Tijdens melkexamen
Tijdens het melkexamen worden ook vragen gesteld die je moet beantwoorden zoals het op het bedrijf gaat. 

Bijvoorbeeld hoe dip je?

Tussendoor deze vragen om dit te oefenen. De spinner bepaald wie deze vraag beantwoord. Dus denk na hoe je dit op jouw bedrijf doet 

Slide 9 - Diapositive

Wat is een protocol?
A
De personeelsleden
B
Het rooster
C
Vaste handelingen

Slide 10 - Quiz

Hoe weet je welke dieren apart gemolken moeten worden?

Slide 11 - Diapositive

Waarom is het in de meeste gevallen beter om niet meteen na het voorbehandelen het melkstel aan te sluiten ?
A
Het duurt even voordat de koe de melk loslaat
B
Dat is niet nodig
C
Anders is het uier nog nat

Slide 12 - Quiz

Hoe veel koeien worden er per keer voor behandeld? Leg uit waarom?

Slide 13 - Diapositive

Wat is GEEN doel van voorbehandeling
A
Melkgift stimuleren
B
Koe kalmeren
C
Uier schoonmaken

Slide 14 - Quiz

Wat is GEEN reden dat de eerste stralen weg gemolken moeten worden
A
De eerste melk bevat de meeste bacteriën
B
Het vriespunt wordt verhoogd
C
Je kunt controleren of de koe uierontsteking heeft

Slide 15 - Quiz

Wat moet je doen bij afwijkende melk?

Slide 16 - Diapositive

Wat is de bedoeling van de speenbehandeling na het melken?
A
Het bevorderen van de melkproductie door de speen te masseren
B
Het beschermen van de speen tegen infecties en het verbeteren van de melkhygiene
C
Het verminderen van de speengevoeligheid door de melkproductie te verhogen

Slide 17 - Quiz

Welke van de volgende symptomen kan wijzen op mastitis bij een koe?
A
De melk is klonterig of bloederig, de uier is gezwollen en de koe heeft pijn bij het melken
B
De melk is helder en geurloos, de uier is normaal van grootte en de koe heeft geen ongemak
C
De koe heeft verhoogde melkproductie, de uier is klein en de melk heeft een normale kleur

Slide 18 - Quiz

Welke maatregelen moet je nemen bij afwijkende melk?

Slide 19 - Diapositive

Wat kan het gevolg zijn van luchtinlaat tijdens het melken?
A
Het kan de melk sneller afvoeren en de melkproductie verhogen
B
Het verbetert de melksmaak en verhoogt de melkkwaliteit
C
Het kan leiden tot beschadiging van de uier, verhoogd risico op mastitis en verminderde melkafname

Slide 20 - Quiz

Wat betekent het wanneer een koe melk laat schieten?
A
De melk wordt zonder enige prikkels uit de uier afgegeven
B
De melk komt spontaan uit de tepels door de melkreflex, vaak als reactie op prikkels zoals het melken of het kalf
C
De koe stopt volledig met melkproductie voor een korte tijd

Slide 21 - Quiz

Wat is een mogelijke oorzaak van blind melken?
A
Onvoldoende vacuüm in het melksysteem, waardoor de melk niet goed uit de uier komt
B
Het melken gebeurt te snel, waardoor de koe geen melk produceert
C
De koe heeft een te lage melkproductie, waardoor het melken moeilijk gaat

Slide 22 - Quiz

Hoe moet je dippen of sprayen?

Slide 23 - Diapositive

Wat is het doel van het nemen van een BO-monster van de melk?
A
Het controleren van de hoeveelheid vet in de melk
B
Het meten van de melksuikerconcentratie in de melk
C
Het detecteren van bacteriën en infecties, zoals mastitis, en het beoordelen van de melkkwaliteit

Slide 24 - Quiz

Wat is de capaciteit van de melkstal?

Slide 25 - Diapositive

Wat moet je doen met verdacht afwijkende koeien?

Slide 26 - Diapositive

Wat is het doel van ergonomisch verantwoord werken?
A
Het verhogen van de werkdruk om de productiviteit te verbeteren
B
Het aanpassen van de werkplek en werkomstandigheden om lichamelijke klachten te voorkomen en het comfort te verbeteren
C
Het minimaliseren van het aantal pauzes om meer werk te verzetten

Slide 27 - Quiz

Wat is GEEN punt in het kwaliteitsstelsel van de melkfabriek?
A
Vet gehalte
B
Vriespunt
C
Kiemgetal

Slide 28 - Quiz

Wat moet je doen met melk waarin mogelijk groeiremmende stoffen voorkomen?
A
De melk mag direct naar de melkfabriek worden gestuurd voor verwerking
B
De melk moet apart worden gehouden en getest op residuen, en eventueel afgevoerd worden
C
De melk kan zonder problemen worden gebruikt, zolang er geen zichtbare afwijkingen zijn

Slide 29 - Quiz

Wat zegt het kiemgetal?
A
Hoeveel bacteriën er in de melk zitten
B
Hoeveel cellen er in de melk zitten
C
Hoeveel vetdeeltjes er in de melk zitten

Slide 30 - Quiz

Wat gebeurt er als er boterzuurbacteriën in de melk zitten?
A
Van de melk kan geen yoghurt gemaakt worden
B
Van de melk kan geen karnemelk gemaakt worden
C
Van de melk kan geen kaas gemaakt worden

Slide 31 - Quiz

Wat zijn groeiremmers in de melk?
A
Stoffen, zoals antibiotica of hormonen
B
Stoffen die de melk sneller laten koelen en de productie verhogen
C
Stoffen die de melk smaakvoller maken en de houdbaarheid verbeteren

Slide 32 - Quiz

Wat betekent de zuurgraad van het melkvet?
A
Het geeft aan hoeveel vet er in de melk aanwezig is
B
Het is een maat voor de hoeveelheid zuur in het melkvet
C
Het bepaalt de kleur van de melk en het vetgehalte

Slide 33 - Quiz

Waarom moet je naspoelen met koud water?
A
De temperatuur in de leidingen wordt snel verlaagd
B
Het bespaart energie
C
Het voorkomt dat de melk gaat stollen

Slide 34 - Quiz

Wat moet je doen om kalkaanslag in de leidingen te verwijderen?
A
Alkalische middelen gebruiken
B
Chloorvrije middelen gebruiken
C
Zure middelen gebruiken

Slide 35 - Quiz

Wat mag je NIET doen als je start met melken en de melktank is leeg?
A
De koeler aanzetten
B
De roerder aanzetten
C
De reiniging uitzetten

Slide 36 - Quiz