Cinquième cours- 15 septembre 2021

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Planning et buts

Aan het eind van dit blokuur....

1. Heb je het huiswerk gecontroleerd

2.kun je je droomvakantie beschrijven

3.  kun je de passé composé gebruiken.

Klassenregels

We werken rustig samen in de klas.

We respecteren elkaar. We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.

Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.

We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook in de telefoontas.

We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.

We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.

We laten elkaar uitpraten.

We eten en drinken niet in het klaslokaal (behalve in de pauzes).

Huiswerk bespreken

-Vocabulaire A et B

-Phrases clés C

Vocabulaire A

Vocabulaire B

Koppel de antwoorden aan de juiste vragen. 

Phrases-clés C

Tu as passé de bonnes vacances?

Tu as été où?

Avec qui? 

Il a fait beau? 

Avec mes parents et mon frère.

Il a fait 28 degrés.

Oui, c'était super.

J'ai été à Nice.

Uitspraak é of è

crème

café

logé

crèche

misère

comité

mère

Heden = NU

Présent

1. stam maken -er

2. stam opschrijven

3. + uitgang!

Présent

Met de présent vertel je over

1. het verleden
2. het heden (wat je nu doet)
3. de toekomst

de présent is de..

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. toekomende tijd
4. voltooid tegenwoordige tijd

je ________ (danser -présent)

1. danse
2. danserai
3. dansais
4. ai dansé

aller - présent - tu

1. tu alles
2. tu ailles
3. tu vas
4. tu vais

ils (adorer, présent)

1. adoraient
2. adorent
3. adore
4. adorait

Présent
Nous ________ (choisir)

1. choisons
2. choisez
3. choisissons
4. choisissez

on (vendre, présent)

1. vends
2. vendres
3. vend
4. a vendu

Elle (finir - présent)

1. finis
2. finir
3. finit
4. fins

vous ____ (faire, présent)

1. fairez
2. faites
3. faiz
4. font

Passé Composé

Passé composé

Le passé composé Avoir+Être

Passé composé 

Faire 

J'ai      fait 

tu as    fait 

il/ elle / on a       fait 

nous avons     fait 

Vous avez      fait

Ils/ elles ont   fait 

Voltooide Tijd 

Doen/ maken 

Ik heb gemaakt

jij hebt gemaakt 

hij/ zij heeft gemaakt

Wij hebben gemaakt

Jullie hebben gemaakt

Zij hebben gemaakt 

Zinsvolgorde

Onderwerp-werkwoorden-rest van de zin

Patrick-une pizza-mangé-a

Patrick a mangé une pizza.

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.

mon

soeur

a

écouté

un

gâteau

copain

préparé

douze

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.

ma

père

a

écouté

un

film

mère

regardé

douze

Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?

Sleep die twee elementen naar het juiste vakje

+ 

Vorm van het hulpwerkwoord être

Vorm van het hulpwerkwoord avoir

Heel werkwoord

Voltooid deelwoord

Passé-composé

J'

Tu

il,elle,on

Nous

Vous

Ils, elles

ai fait

as fait

a fait

 avons fait

avez fait

ont fait

présent

passé composé

Je regarde Netflix

Luc et Sophie parlent français

On a fêté l'anniversaire

Vous avez invité Luc?

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje

Passé composé

Geen passé composé

Je fais

Il parle

Il a parlé

Nous avons regardé

J'ai fait

Nous regardons

présent

passé composé

je fais

j'ai fait

Nous choisissons

Vous avez choisi

Vous avez

Vous avez eu

Il a été

vous faites

Elles ont cherché

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.

mes

père

ont

regardé

une

chanson

amis

chanté

douze

Le passé composé

Au travail

Faire: Exercices 16e, 17acde, 18 et 19

vanaf bladzijde 32

Devoirs

Apprendre:

Vocabulaire A et B(p.50)

Phrases clés C (p.52)

Grammaire D (p.53)

Werkwoorden avoir, être, aller en faire in de présent

Faire: Exercices 16e, 17acde, 18 et 19

Zet de volgende zin in de passé composé: On parle français.

Zet de volgende zin in de passé composé: Nous mangeons une pizza.

Zet de volgende zin in de passé composé: Vous écoutez la musique.

au revoir .....