Herhaling spelling blok 3

Spelling & fictie blok 3
1 / 55
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 55 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Spelling & fictie blok 3

Slide 1 - Diapositive

Planning
  1. Brief
  2. Oefenquiz 
  3. Evaluatie 
  4. WerkwoordenJenga?  

Slide 2 - Diapositive

0

Slide 3 - Vidéo

Geloven | … jouw vader die smoes?

Slide 4 - Question ouverte

Bederven| Morgen … het vlees, dus dat moet vandaag op.

Slide 5 - Question ouverte

Verliezen |Wie … de wedstrijd zaterdag, denk je?

Slide 6 - Question ouverte

(VT) vissen Ik ____________ op zaterdag vaak met mijn vader

Slide 7 - Question ouverte

(VT) draaien
De dj ____________ erg goed op het feestje.

Slide 8 - Question ouverte

(VT) vieren
De meeste mensen ____________ vakantie in Frankrijk.

Slide 9 - Question ouverte

(VT) verven
____________ de schilders het nieuwe gebouw in twee weken?

Slide 10 - Question ouverte

(VT) blozen
De verlegen jongen ____________ toen hij de vraag fout beantwoordde.

Slide 11 - Question ouverte

(VDW) spelen
Ik heb gisteren twee wedstrijden ____________.

Slide 12 - Question ouverte

(VDW) aanbranden
In de oven zijn de aardappels ____________.

Slide 13 - Question ouverte

(VDW) verstoppen
Hoeveel eieren heb jij in de tuin ____________?

Slide 14 - Question ouverte

(VDW) voltooien
We hebben de opdracht____________ .

Slide 15 - Question ouverte

(VDW) worden
Onze lerares is gisteren 52 jaar ____________.

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Vidéo

Meervoud
A
dominee's
B
dominees

Slide 18 - Quiz

Wat is het meervoud ?
A
aapen
B
aapjes
C
apen
D
appen

Slide 19 - Quiz

Meervoud
A
cafées
B
cafees
C
cafés
D
café 's

Slide 20 - Quiz

Meervoud
A
taxis
B
taxi's
C
taxies
D
taxie's

Slide 21 - Quiz

Meervoud
A
mavo's
B
mavos

Slide 22 - Quiz

Wat is het meervoud?
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 23 - Quiz

Meervoud
A
havo's
B
havos

Slide 24 - Quiz

meervouden

Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 25 - Quiz

meervoud
A
kroketten
B
kroketen

Slide 26 - Quiz

6. meervouden

Wat is het meervoud van rotzooi?
A
rotzoois
B
rotzooien
C
rotzooiën
D
rotzooi

Slide 27 - Quiz

Wat is het meervoud: meer
A
merren
B
meerderen
C
meren
D
meers

Slide 28 - Quiz

Meervoud
A
pianos
B
pianoos
C
piano's
D
pianoo's

Slide 29 - Quiz

Meervoud
A
caloriën
B
calorieën

Slide 30 - Quiz

Meervoud
A
garages
B
garage's

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Vidéo

De... (plastic) tas

Slide 33 - Question ouverte

Een ... (aardig) docent

Slide 34 - Question ouverte

De... (lekker) spaghetti

Slide 35 - Question ouverte

Een... (duidelijk) boodschap

Slide 36 - Question ouverte

Een... (breekbaar) servies

Slide 37 - Question ouverte

Het... (breekbaar) servies

Slide 38 - Question ouverte

ontbloten Het … hoofd

Slide 39 - Question ouverte

binden De … soep

Slide 40 - Question ouverte

invriezen De … pizza

Slide 41 - Question ouverte

Van welk werkwoord is het afgeleid?

Slide 42 - Diapositive

Het (gebakken) taartje

Slide 43 - Question ouverte

De (gezworen) vijanden

Slide 44 - Question ouverte

De (afgeleide) kinderen

Slide 45 - Question ouverte

Wat betekent fictie?
A
verzonnen teksten
B
zakelijke teksten

Slide 46 - Quiz

Waar of niet waar?
Fictie betekent dat je leest over verzonnen verhalen
A
waar
B
niet waar

Slide 47 - Quiz

Geef voorbeelden van fictie.

Slide 48 - Question ouverte

Wat betekent non-fictie?
A
verzonnen teksten
B
zakelijke teksten

Slide 49 - Quiz

Geef voorbeelden van non-fictie.

Slide 50 - Question ouverte

Hoe heet de belangrijkste persoon van een verhaal?
A
Bijfiguur
B
Hoofdpersoon

Slide 51 - Quiz

Noem een punt waaraan je de hoofdpersoon kunt herkennen.

Slide 52 - Question ouverte

Op welke 5 manieren kan een schrijver aangeven in welke tijd het verhaal zich afspeelt?

Slide 53 - Question ouverte

Voor de schriftelijke overhoring...
Ben ik goed voorbereid
Moet ik de laatste dingen nog leren
Heb ik nog niks geleerd
Moet ik meneer Topal nog iets vragen

Slide 54 - Sondage

WerkwoordenJenga 
  1. Zin in de tegenwoordige tijd
  2. Zin in de verleden tijd 
  3. zin in de voltooide tijd  

Slide 55 - Diapositive