Tekstverbanden en Signaalwoorden

Tekstverbanden & Signaalwoorden
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Tekstverbanden & Signaalwoorden

Slide 1 - Diapositive

timer
1:00
Welk tekstverbanden ken je?

Slide 2 - Carte mentale

Tekstverbanden
  • opsommend verband
  • tijd / chronologisch verband
  • verklarend verband (voorbeeld)
  • doel/middel verband (redengevend)
  • oorzaak/gevolg verband
  • vergelijkend verband
  • voorwaardelijk verband
  • tegenstellend verband
  • concluderend verband
  • samenvattend verband

Slide 3 - Diapositive

Veelvoorkomende signaalwoorden

  • ook, bovendien, daarnaast, zowel .. als, ten eerste (etc), ten tweede, ten slotte, ...
  • eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, nu, ...
  • bijvoorbeeld, met andere woorden, zoals, dat wil zeggen, namelijk
  • want, omdat, daarom, immers, omwille van,
  • doordat, daardoor, vanwege, als gevolg van
  • Zoals, Net als, Even...
  • als, indien, op voorwaarde dat, mits, tenzij
  • maar, echter, toch, daarentegen, in tegenstelling tot, evenwel, enerzijds anderzijds, hoewel, ...
  • dus, dan ook, al met al, hieruit volgt, concluderend, kortom (en NIET: in conclusie)

Slide 4 - Diapositive

'Tegenover, maar, hoewel' zijn signaalwoorden die horen bij het tekstverband...
A
Opsommend verband
B
Chronologisch verband
C
Conclusie
D
Tegenstellend verband

Slide 5 - Quiz

timer
0:20
Signaalwoord van
tegenstellend
verband

Slide 6 - Carte mentale

timer
1:00
Signaalwoord van
redengevend
verband

Slide 7 - Carte mentale

timer
0:20
Signaalwoord van
opsommend
verband

Slide 8 - Carte mentale

timer
0:20
Signaalwoord van
chronologisch
verband

Slide 9 - Carte mentale

timer
0:20
Signaalwoord van
concluderend
verband

Slide 10 - Carte mentale

Als je besluit om dat skateboard te kopen, kun je niet op vakantie.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 11 - Quiz

Je kunt niet op vakantie, want je hebt je geld uitgegeven aan een skateboard.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 12 - Quiz

Eerst moet je naar werk gaan zoeken. Daarna kun je gaan sparen.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 13 - Quiz

Je moet een vliegticket kopen en je hotel betalen. Bovendien heb je op reis zakgeld nodig.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 14 - Quiz

Vraag
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.

Welk signaalwoord? Welk tekstverband?

Slide 15 - Diapositive

Antwoord
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.

maar = signaalwoord = tegenstellend verband

Slide 16 - Diapositive

Vraag
Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen.

Welke signaalwoorden? Welk tekstverband?

Slide 17 - Diapositive

Antwoord
Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen.

bovendien - ook nog = signaalwoorden
Opsommend tekstverband

Slide 18 - Diapositive

Vraag
De voetbalcompetitie is in jaren niet zo spannend geweest. Het is dit jaar bijvoorbeeld vaak voorgekomen dat een middenmoter of zelfs een degradatiekandidaat bij een topclub punten kon weghalen.

Signaalwoord? Tekstverband?

Slide 19 - Diapositive

Antwoord
Het is dit jaar bijvoorbeeld .... ...weghalen.

bijvoorbeeld = signaalwoord = verklarend verband / verklaring

Slide 20 - Diapositive

Noem 1 ding dat je nog onduidelijk vindt aan tekstverbanden

Slide 21 - Question ouverte