Je kunt beschrijven wat een ecosysteem is en wat de kenmerken ervan zijn.
Je kunt biotische en abiotische factoren binnen een ecosysteem noemen.
Je kunt de invloed van belangrijke abiotische factoren op organismen beschrijven.
Slide 4 - Diapositive
Wat weet je nog over ecologie uit H3?
Slide 5 - Carte mentale
Welke van deze begrippen ken je nog het beste?
Pioniers-ecosysteem
Voedsel-keten
Levensge-meenschap
Piramide van biomassa
Abiotische factor
Slide 6 - Sondage
Ecologie
De wisselwerking tussen organismen en hun omgeving
Kan op alle organisatieniveaus worden onderzocht.
Slide 7 - Diapositive
Alle populaties samen in een bepaald gebied is een levensgemeenschap
Biotoop zijn alle abiotische factoren in een bepaald gebied
Levensgemeenschap + biotoop = ecosysteem
Slide 8 - Diapositive
Als individuen van 2 verschillende populaties lange tijd niet met elkaar voortplanten
Bijvoorbeeld door geografische isolatie zoals een rivier of bergketen
Levensgemeenschap = alle populaties in een bepaald gebied samen
Biotoop = alle abiotische factoren in een bepaald gebied samen
Ecosysteem = alle abiotischeenbiotische factoren in een bepaald gebied samen
Biosfeer = alle ecosystemen op aarde samen
Definities
Slide 9 - Diapositive
Als individuen van 2 verschillende populaties lange tijd niet met elkaar voortplanten
Bijvoorbeeld door geografische isolatie zoals een rivier of bergketen
Habitat = leefgebied van een organisme binnen een ecosysteem zoals het wateroppervlak of de bosbodem
Definities
Slide 10 - Diapositive
Habitat
Een gebied waar dieren en planten leven is hun habitat, klein gebied binnen de biotoop
(biotoop = het abiotische deel van het ecosysteem)
Er kunnen in één biotoop verschillende habitats zijn.
Slide 11 - Diapositive
Invloeden van het milieu op organismen
Slide 12 - Diapositive
BODEM:
Soorten Bodems in NL
Slide 13 - Diapositive
Eigenschappen van de bodem
Eigenschappen zijn van invloed op de
soortensamenstelling.
Bodemsoort --> zoals zand, klei
Grootte van bodemdeeltjes
pH
Hoeveelheid water in de bodem
Hoeveelheid zuurstof
Hoeveelheid humus
Slide 14 - Diapositive
Licht
Fotosynthese
Schaduwplanten of zonplanten
De daglengte heeft invloed op voortplanting van planten en dieren
Verticale migratie bij waterdieren zoals watervlooien
Slide 15 - Diapositive
Water
Planten zijn aangepast op de beschikbare hoeveelheid water
Dikte cuticula (waslaagje)
Hoeveelheid huidmondjes
Grootte wortelstelsel
Waterdieren
Zuurstofgehalte
Zoutgehalte
Slide 16 - Diapositive
Temperatuur
Van invloed op de:
Enzymwerking
Koudbloedige dieren niet actief bij lage temperatuur
Slide 17 - Diapositive
Een vos uit de woestijn ziet er heel anders uit dan een vos in een poolklimaat. Wat zijn kenmerken van een woestijnvos?
A
Kleine oren en een witte vacht
B
Kleine oren en een bruine vacht
C
Grote oren en een bruine vacht
D
Grote oren en een witte vacht
Slide 18 - Quiz
Tolerantie
Verspreidingsgebied (areaal) = het gebied waar een soort op aarde voorkomt.
Tolerantie: het vermogen van organismen om schommelingen in een abiotische factor te verdragen.
Slide 19 - Diapositive
Tolerantie
Minimum (overlevingskans is minimaal)
Optimum (overlevingskans is maximaal)
Maximum (overlevingskans is minimaal)
Slide 20 - Diapositive
Tolerantie
Hoe breder de tolerantiecurve des te groter de tolerantie van een soort, des te meer waarden van die milieufactor zij aan kunnen.
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Tolerantie is het vermogen van organismen om ...
A
schommelingen in een biotische factor te verdragen
B
schommelingen in een abiotische factor te verdragen
C
te kunnen overleven in een gebied
D
de wisselwerking tussen org en hun omg te bestuderen
Slide 23 - Quiz
Welke soort heeft de grootste tolerantie?
A
Soort a
B
Soort b
C
Zowel soort a als b, want er is overlap
Slide 24 - Quiz
Er is een verband tussen de tolerantie en het areaal van een soort. Bekijk de afbeelding. Welke soort heeft het grootste tolerantiegebied?
A
soort A
B
soort B
C
soort C
D
soort D
Slide 25 - Quiz
Welke soort heeft de grootste tolerantie voor watertemperatuur
A
Lemna minor
B
Lemna turionifera
C
Spirodela ployrhiza
Slide 26 - Quiz
In diagram 1 staat de tolerantie weergegeven van een bepaalde soort voor de concentratie zouten in de omgeving. Er is geen duidelijk optimum-punt te zien, maar een 'tolerantiegebied'. Wat betekent dat?
A
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie goed
B
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie slecht
C
Het gaat om een soort wat helemaal niet kan overleven in een zoute omgeving
D
Indien de zoutconcentraties nog hoger zijn zal er een optimum ontstaan bij de soort