WK49 3K 3.4 Formule bij een tabel maken herhaling

Formule bij een tabel maken 3K H3.4
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Formule bij een tabel maken 3K H3.4

Slide 1 - Diapositive

Welke spullen heb je nodig voor de les?
 Leg ze op tafel.
  •     
  • Leerboek     
  • Werkboek     
  • Schrift     
  • Schrijfspullen     
  • Rekenmachine     
  • Geodriehoek/liniaal     

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we in deze les doen?
  • Filmpjes kijken in Lessonup,    
  • Boek 3.4 gele blokken lezen,    
  • Opgaven maken (zie Lessonup)    
  • 3.4 Nakijken en verbeteren       
  • Vragen stellen aan SRI.

Slide 3 - Diapositive

Wat leer je in deze les?
  • Hoe een formule is opgebouwd.
  • Hoe je een formule bij een tabel maakt.

Slide 4 - Diapositive

Bekijk het filmpje over de onderdelen van een formule

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Vidéo

Bekijk het filmpje over hoe je een formule bij een tabel maakt

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Lees het gele blok op blz.139

Maak paragraaf 3.4 in het boek en digitaal

Slide 10 - Diapositive

Bij een tabel met een regelmatige toename of afname kun je een formule maken
Begin met de variabele die onder in de tabel staat,. Daarachter zet je een =.
1
Schrijf het begingetal op. Dit staat in de tabel onder de nul.
2

Schrijf het stijg- of daalgetal op. Bij een stijggetal komt er een + voor bij een daalgetal komt er een - voor.
Misschien moet je eerst terug rekenen naar 1.

3
Schrijf de variabele op die bij het stijg- of daalgetal hoort, deze staat boven in de tabel.
4

Slide 11 - Diapositive

Welke formule hoort er bij de tabel?

Slide 12 - Question ouverte

Welke formule hoort er bij de tabel?

Slide 13 - Question ouverte

Wat zijn variabelen?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het begin getal?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is de regelmaat/stijggetal?

Slide 16 - Question ouverte

Hij reist 12 kilometer, hoeveel moet hij betalen?

Slide 17 - Question ouverte

De prijzen veranderen. Per km moet je €0,12 meer betalen en het vaste bedrag daalt met €0,15. Wat is de nieuwe formule?

Slide 18 - Question ouverte

Gerard reist weer 12 km. Wat moet hij volgende de nieuwe formule betalen?
ritprijs in € = 0,64 + 0,24a

Slide 19 - Question ouverte

Welke formule heeft als begingetal 2?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 20 - Quiz

Welke formule(s) heeft/hebben er een daalgetal?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 21 - Quiz

Heb je nog vragen?
Stuur ze aan SRI

Slide 22 - Diapositive

Klaar?
Nakijken en verbeteren!!

Slide 23 - Diapositive

Einde 3.4

Slide 24 - Diapositive