19-11 Dossier afmaken

Welkom bij Nederlands!
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 42 diapositives, avec diapositives de texte et 13 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Diapositive

In deze les                                                       Tijd: 45 min.
  • Inloop (5. min.)
  • Lesopening (5 min.):  
    - Wat zijn de doelen van vandaag?
    - Wat weten en kunnen we al/nog?

  • Aan het werk gaan (30 min.):
    - Zelfstandig afmaken: opdracht 1, 2, 3 en 4 op blz. 74 t/m 80 
    - Klaar? Kijk of de andere opdrachten van de planner ook in je schrift staan.


  • Evaluatie en reflectie (5 min.):
    - Hebben we de lesdoelen bereikt?
    - Hoe verliep voor jou de les vandaag?

  • Komende donderdag (23 november): examenportfolio af en compleet!


Doelen van deze les:
- Je kunt een meningen en argumenten onderscheiden;
- Je kunt uitleggen of een schrijver wel of niet zijn mening geeft in een tekst;
- Je oefent met het maken van examenvragen;
- Je werkt aan de opdrachten van het examenportfolio. 







Slide 2 - Diapositive

Citaat

"Er zijn belangrijkere dingen in het leven dan het winnen of verliezen van een wedstrijd." (regel 20)

of

"Er zijn belangrijkere ... van een wedstrijd." (regel 20)

Slide 3 - Diapositive

Deze opdrachten moeten vandaag af zijn
- opdracht 1, 2, 3 en 4 op blz. 74 t/m 80
- opdracht 8 (blz. 87 en 88)

Slide 4 - Diapositive

Feiten, meningen en argumenten

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Objectief en subjectief
Bij het nadenken over feiten en meningen zijn twee begrippen belangrijk. Ze zijn elkaars tegengestelde.

Objectief: feitelijk, onpartijdig, je gaat niet uit van gevoelens of voorkeur.
Subjectief: je gaat uit van je persoonlijke gevoelens of voorkeur.

Slide 7 - Diapositive

Meningen laten zien (objectief)
Overtuigen van een mening (subjectief)

Slide 8 - Diapositive

Meningen laten zien:

  • De schrijver geeft de mening weer van één of meer deskundigen, zonder zijn eigen mening te geven.

  • De lezer kan daarna zelf een mening vormen.

  • Een tekst die meningen laat zien, is een objectieve tekst.

Voorbeelden: artikel in tijdschrift, artikel in krant.
 Overtuigen van een mening:

  • De schrijver geeft zijn eigen mening.

  • Hij laat zo veel mogelijk argumenten zien die zijn mening ondersteunen. Hij wil de lezer ervan overtuigen dat hij gelijk heeft.

  • Een tekst die wil overtuigen is een subjectieve tekst.


    Voorbeelden: ingezonden brief, recensie, blog.

Slide 9 - Diapositive

Argumenten
Een mening is heel persoonlijk. Iemand die wil uitleggen waarom hij gelijk heeft, geeft argumenten voor zijn mening. Dat zijn de redenen waarom hij die mening heeft.

Argumenten kunnen te maken hebben met feiten, zoals getallen of uitkomsten van onderzoeken. Dat zijn feitelijke argumenten. Er zijn ook argumenten die te maken hebben met gevoelens. Dat zijn persoonlijke argumenten.

Slide 10 - Diapositive

Maken
- Afmaken: opdracht 1, 2, 3 en 4 op blz. 74 t/m 80
- Maken: opdracht 8 (blz. 87 en 88)

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Vidéo

debatteren

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Slide 19 - Vidéo

Slide 20 - Vidéo

Slide 21 - Vidéo

Slide 22 - Vidéo

Blok 1: Schrijven

Slide 23 - Diapositive

Wat is een artikel?
In een artikel geef je achtergrondinformatie over een bepaald onderwerp, bijvoorbeeld op een website voor jongeren. 

Het schrijfdoel is informeren of je mening geven. Soms geef je zowel informatie als je mening.

Slide 24 - Diapositive

Hoe bouw je een artikel op?
  1. Boven je artikel staat een korte en duidelijke titel (vet in een groter lettertype)
  2. In de inleiding noem je het onderwerp en de hoofdgedachte en kondig je de deelonderwerpen aan.
  3. In het middenstuk werk je die deelonderwerpen uit.
  4. Je sluit je tekst duidelijk af met het slot. Daarin zet je een samenvatting of een conclusie.
  5. Onderaan je artikel zet je je naam, school en klas (of functie)

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Let op!
Een artikel is geen brief. 

Begin dus niet met plaats en datum.

Maak wel duidelijk zichtbare alinea's. Sla tussen de alinea's telkens een regel over.

Slide 27 - Diapositive

debatteren

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Slide 32 - Vidéo

Slide 33 - Vidéo

Kader 
3.3 Lezen
Opdrachten 1 t/m 5, 7 t/m 14 en 16 t/m 21 op blz. 20 t/m 34
3.5 Woorden
opdracht 1 t/m 10 en 12 t/m 16 (blz. 46 t/m 55)
3.7 Grammatica
opdracht 2 t/m 6 op blz. 65 t/m 67
3.8 Spelling
opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9 en 10 op bladzijde 68 t/m 73
4.3 Lezen
opdracht 1 t/m 15 en 17 t/m 20 (blz. 103 t/m 116)
TL
3.3 Lezen

opdrachten 1 t/m 5, 7 t/m 14 en 16 t/m 21 op blz. 24 t/m 36
3.5 Woorden
 opdracht 3 t/m 10 en opdracht 13 t/m 17 (blz. 50 t/m 60)
3.7 Grammatica
opdracht 1, 3, 4, 5, 6 en 9 op blz. 67 t/m 71
3.8 Spelling
opdracht 1, 3, 5, 6, 7 en 9 op bladzijde 73 t/m 79
4.3 Lezen
opdracht 1 t/m 3, 5 t/m 8, 14 t/m 17 en 22 t/m 26 (blz. 106 t/m 120)

Slide 34 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?

Slide 35 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?

Slide 36 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?

Slide 37 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?

Slide 38 - Diapositive

Kader 
3.3 Lezen
Opdrachten 1 t/m 5, 7 t/m 14 en 16 t/m 21 op blz. 20 t/m 34
3.5 Woorden
opdracht 1 t/m 10 en 12 t/m 16 (blz. 46 t/m 55)
3.7 Grammatica
opdracht 2 t/m 6 op blz. 65 t/m 67
3.8 Spelling
opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9 en 10 op bladzijde 68 t/m 73
4.3 Lezen
opdracht 1 t/m 15 en 17 t/m 20 (blz. 103 t/m 116)
TL
3.3 Lezen

opdrachten 1 t/m 5, 7 t/m 14 en 16 t/m 21 op blz. 24 t/m 36
3.5 Woorden
 opdracht 3 t/m 10 en opdracht 13 t/m 17 (blz. 50 t/m 60)
3.7 Grammatica
opdracht 1, 3, 4, 5, 6 en 9 op blz. 67 t/m 71
3.8 Spelling
opdracht 1, 3, 5, 6, 7 en 9 op bladzijde 73 t/m 79
4.3 Lezen
opdracht 1 t/m 3, 5 t/m 8, 14 t/m 17 en 22 t/m 26 (blz. 106 t/m 120)

Slide 39 - Diapositive

Opbouw van een langere tekst
Een langere geschreven tekst is vaak uit drie delen opgebouwd: 
  • een inleiding
  • een middenstuk
  • een slot.

Slide 40 - Diapositive

De hoofdgedachte van een tekst

Slide 41 - Diapositive

In deze les                                                       Tijd: 45 min.
  • Inloop (5. min.)
  • Voorstellen (15 min.)

  • Lesopening (10 min.):  
    - Wat zijn de doelen van vandaag?
    - Wat weten en kunnen we al/nog?
    - Uitleg: tekstdoelen, inleiding, middenstuk en slot, Stappenplan moeilijke woorden, de hoofdgedachte

  • Aan het werk gaan (10 min.):
    - Maak zelfstandig:
        opdracht 2, 4, 5 en 6 op blz. 20 t/m 25

  • Evaluatie en reflectie (5 min.):
    - Hebben we de lesdoelen bereikt?
    - Hoe verliep voor jou de les vandaag?

  • Volgende les: verder werken aan de opdrachten


Doelen van deze les:
- Je kunt aangeven wel tekstdoel bij een tekst hoort.
- Je kunt aangeven op welke manier een schrijver de tekst inleidt en afsluit.
- Je kunt de betekenissen van moeilijke woorden afleiden uit de tekst, door het Stappenplan moeilijke woorden te gebruiken.
- Je kunt de hoofdgedachte van een tekst bepalen.






Slide 42 - Diapositive