Kerstquiz
1 / 30
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Wat vieren veel mensen op 25 en 26 december?
A
Pasen
B
Sinterklaas
C
Kerstmis
D
Suikerfeest
Slide 14 - Quiz
Wat zie je op het plaatje?
A
de kerstboom
B
de kerstkaart
C
de kerstkaart
D
de kerstkrans
Slide 15 - Quiz
Wat zie je op het plaatje?
A
de kerstkaart
B
de kerstboom
C
de kerstkrans
D
de kerstballen
Slide 16 - Quiz
Wie is dit?
A
oom Hans
B
de kerstman
C
Sinterklaas
D
het rendier
Slide 17 - Quiz
Wat zie je op het plaatje?
A
de kerstkaart
B
de kerstbal
C
de kerstboom
D
de kerstkrans
Slide 18 - Quiz
Hoe heet dit dier?
A
de ijsbeer
B
de pandabeer
C
het loopdier
D
het rendier
Slide 19 - Quiz
Wat doen de kinderen?
A
schaatsen
B
sleeën
C
rennen
D
skiën
Slide 20 - Quiz
Wat zie je op het plaatje?
A
de kerstkrans
B
de kerstkaart
C
de kerstboom
D
de kerstman
Slide 21 - Quiz
Wat doen deze kinderen?
A
sleeën
B
skiën
C
springen
D
schaatsen
Slide 22 - Quiz
Er liggen veel ...........
onder de kerstboom.
onder de kerstboom.
A
kaartjes
B
pakjes
C
cadeautjes
D
kaarsjes
Slide 23 - Quiz
Veel mensen gaan in de weken voor Kerstmis naar een .............
A
kerstmarkt
B
kerststal
C
kerstboom
D
kersthuis
Slide 24 - Quiz
A
de kaas
B
de kaart
C
de krans
D
de kaars
Slide 25 - Quiz
Wat zie je op het plaatje?
A
de ster
B
de kerstbal
C
de piek
D
de kaars
Slide 26 - Quiz
Wat zie je op het plaatje?
A
de oliebal
B
de oliebol
C
de appelflap
D
de kerstbal
Slide 27 - Quiz
Wat is 1 januari voor feestdag?
A
Kerstmis
B
Oudjaarsdag
C
Nieuwjaarsdag
D
Sinterklaas
Slide 28 - Quiz
Op 1 januari zeg je tegen mensen:
A
De beste wensen!
B
Gefeliciteerd!
C
Fijne dag!
D
Gelukkig Nieuwjaar!
