H6 - Koppelteken en trema - les 1

Koppelteken en trema - les 1
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Koppelteken en trema - les 1

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Voor de vakantie
3PAK - derde verhaal
25 en 26 mei is er een les waarin je 3PAK kan verbeteren/afmaken. Daarna is het in je eigen tijd. 
Je mag niets thuis afmaken.
Indien het NV blijft, kan dat je overgang naar M4 belemmeren

Slide 3 - Diapositive

Voor de vakantie
Als je thuis was, heb je gewerkt aan woordenschat

Hoofdstuk 6 - woordenschat (blz. 156-159)
Opdracht 1 t/m 8

Slide 4 - Diapositive

Zijn er vragen/opmerkingen over woordenschat?

Slide 5 - Question ouverte

Lesdoel
Aan het einde van deze les: 
- kan je trema's en koppeltekens gebruiken in samenstellingen en afleidingen

Slide 6 - Diapositive

woorden aan elkaar = samenstelling
Als verschillende woorden samen één nieuw begrip zijn, schrijf je het als één woord: aan elkaar dus.
Schrijf je een deel los, dan verandert de betekenis.

Kijk maar...

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

MAARRRRR....
Soms laat de uitspraak of de spelling het niet toe om woorden aan elkaar te schrijven, terwijl we het wel als één begrip bedoelen. 
We maken dan gebruik van een koppelteken (-) of trema (") 

Slide 14 - Diapositive

Het koppelteken
Gebruik je bij een samenstelling  ALS er sprake is van:
- een klinkerbotsing (bijvoorbeeld: eu, ie, ee, au, ou, oo enz.)
- een afkorting, teken, letter (#-teken, t-splitsing, vwo-leerling)
- een tweede deel met een hoofdletter (Noord-Holland)
twee gelijkwaardige delen (je bent chef EN kok = chef-kok)

Slide 15 - Diapositive

Trema
Gebruik je bij afleidingen en ongelede woorden (dus géén samenstelling) ALS er sprake is van: 
- een klinkerbotsing (bijvoorbeeld: eu, ie, ee, au, ou, oo enz.)

Slide 16 - Diapositive

Verschil
In afleidingen zoals beïnvloeden (een afleiding van invloed) en in ongelede woorden (zoals poëzie) is een trema nodig om klinkerbotsing te voorkomen. 
Bij samenstellingen, zoals media-invloed,  komt een koppelteken.

Slide 17 - Diapositive

Aan de slag
Hoofdstuk 6 - Taalverzorging (blz. 170-171)

Spelling - koppelteken en trema
opdracht 1 t/m 3

timer
10:00

Slide 18 - Diapositive

Ik kan trema's en koppeltekens gebruiken in samenstellingen en afleidingen
010

Slide 19 - Sondage

opdrachten bespreken
Hoofdstuk 6 - Taalverzorging (blz. 170-171)

Spelling - koppelteken en trema
opdracht 1 t/m 3

Slide 20 - Diapositive

Welk van de volgende woorden heeft een trema nodig? chaotisch, reunie, directie. Schrijf het woord goed.

Slide 21 - Question ouverte

Wat is niet goed geschreven?
A
100-jarige
B
minister-president
C
Zuid-Amerikaans
D
piano-muziek

Slide 22 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
poezië
B
concierge
C
hygiënisch
D
tweëntachtig

Slide 23 - Quiz

Welk woord is niet goed geschreven?
A
x-as
B
geinformeerd
C
astma-aanval
D
gymnastiekles

Slide 24 - Quiz

Kies het juiste woord
A
Dieet
B
Diëet

Slide 25 - Quiz

Kies het juiste woord
A
caféëigenaar
B
café-eigenaar

Slide 26 - Quiz

Kies het juiste woord
A
officieel
B
officiëel

Slide 27 - Quiz

Kies het juiste woord
A
naäpen
B
na-apen

Slide 28 - Quiz

wel of geen koppelteken
A
cv-ketel
B
cv ketel

Slide 29 - Quiz

wel of geen koppelteken?
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen

Slide 30 - Quiz

Koppelteken?
A
80 jarige
B
80-jarige

Slide 31 - Quiz

Met of zonder koppelteken?
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 32 - Quiz

Trema? Koppelteken?
poeziealbum
A
poëzie-album
B
poezieälbum
C
poëzieälbum
D
poëziealbum

Slide 33 - Quiz

Schrijf je dit woord los, aan elkaar of met een koppelteken?
A
fulltime medewerker
B
full time medewerker
C
fulltimemedewerker
D
fulltime-medewerker

Slide 34 - Quiz

Trema of geen trema?
A
geijzeld
B
geïjzeld

Slide 35 - Quiz

Trema of geen trema? Welke is juist?
A
gekopïeerd
B
gekopieerd

Slide 36 - Quiz

Trema of geen trema?
A
geinstalleerd
B
geïnstalleerd

Slide 37 - Quiz

Trema of geen trema?
(voorkomt uitspraakproblemen)
A
verfraaiïng
B
verfraaiing

Slide 38 - Quiz

Trema of geen trema?
A
financien
B
financiën

Slide 39 - Quiz

Trema of geen trema?

A
ingredienten
B
ingrediënten

Slide 40 - Quiz

Aan de slag
blz. 171
opdracht 4 en 5

Slide 41 - Diapositive

opdrachten nakijken
blz. 171
opdrachten 4 en 5

Slide 42 - Diapositive