grammatica onderwerp
1 / 17
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Vidéo
Slide 2 - Diapositive
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Aan het eind van de middag barstte het onweer los.
Aan het eind van de middag barstte het onweer los.
A
eind
B
het onweer
C
barstte
D
los
Slide 3 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Wil je deze opdracht uitwerken op het bord?
Wil je deze opdracht uitwerken op het bord?
A
uitwerken
B
wil
C
bord
D
opdracht
Slide 4 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
De boeken van J.K.Rowling moet je eigenlijk gelezen hebben.
De boeken van J.K.Rowling moet je eigenlijk gelezen hebben.
A
moet
B
gelezen
C
hebben
D
je
Slide 5 - Quiz
Waarom heeft de politie de dader gearresteerd?
A
de dader = onderwerp
B
de politie = onderwerp
Slide 6 - Quiz
Ik kom vanavond een uurtje later.
Wat is het onderwerp in deze zin?
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
een uurtje = onderwerp
B
ik = onderwerp
Slide 7 - Quiz
Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
Wat is het onderwerp in deze zin?
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
het onderwerp
B
een zin
C
Ik
Slide 8 - Quiz
Het onderwerp is altijd een persoon.
A
goed
B
fout
Slide 9 - Quiz
Wat is het onderwerp:
De brugklas leert het onderwerp vinden.
De brugklas leert het onderwerp vinden.
A
De brugklas
B
leert
C
het onderwerp
D
vinden
Slide 10 - Quiz
Wat is het onderwerp:
voor de derde keer heeft Bernard de hoofdprijs gewonnen.
voor de derde keer heeft Bernard de hoofdprijs gewonnen.
A
Bernard
B
de hoofdprijs
C
voor de derde keer
D
gewonnen
Slide 11 - Quiz
Hoe vind je het onderwerp?
A
Wie/wat + infinitief
B
Wie/waar + onderwerp
C
Wie/wat + persoonsvorm
D
Wie/wanneer + werkwoord
Slide 12 - Quiz
Wat is het onderwerp?
In deze speelfilm zullen verschillende circusdieren optreden.
In deze speelfilm zullen verschillende circusdieren optreden.
A
in deze speelfilm
B
zullen
C
circusdieren
D
verschillende circusdieren
Slide 13 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Langs de weg zat een man met een strohoed op uren lang te wachten op hulp.
Langs de weg zat een man met een strohoed op uren lang te wachten op hulp.
A
hulp
B
een man
C
een man met een strohoed op
D
uren
Slide 14 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Veel mensen kijken uit naar de gezelligheid tijdens de kerstdagen.
Veel mensen kijken uit naar de gezelligheid tijdens de kerstdagen.
A
de kerstdagen
B
veel mensen
C
de gezelligheid
D
mensen
Slide 15 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Die jurk van Chanel staat de koningin prachtig!
Die jurk van Chanel staat de koningin prachtig!
A
de koningin
B
de jurk
C
de jurk van Chanel
D
prachtig
Slide 16 - Quiz
Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Wil je me over tien minuten waarschuwen?
Wil je me over tien minuten waarschuwen?
A
tien minuten
B
wil
C
je
D
me
