zelfst. oefenen met onderwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Onderwerp

• Het onderwerp is vaak iets wat of iemand die 'iets doet/deed'.
• De persoonsvorm geeft aan wat het onderwerp doet.
• Hoe vind je het onderwerp?

 =>  Wie/wat + persoonsvorm?

• Het antwoord op de vraag is het onderwerp.

Onderwerp

De buren bouwen een nieuwe schuur.

pv = bouwen

ow = de buren (wie/wat + pv   -   wie bouwen?)

De muziek staat veel te hard.

pv = staat

ow = de muziek  (wie/wat = pv   -   wat staat?)

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Aan het eind van de middag barstte het onweer los.

1. eind
2. het onweer
3. barstte
4. los

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Wil je deze opdracht uitwerken op het bord?

1. uitwerken
2. wil
3. bord
4. opdracht

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

De boeken van J.K.Rowling moet je eigenlijk gelezen hebben.

1. moet
2. gelezen
3. hebben
4. je

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Waarom heeft de politie de daders gearresteerd?

1. de daders
2. de politie

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Ik kom vanavond een uurtje later.

1. een uurtje
2. ik

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.

1. het onderwerp
2. een zin
3. ik

Het onderwerp is altijd een persoon.

1. goed
2. fout

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

De brugklas leert het onderwerp vinden.

1. De brugklas
2. leert
3. het onderwerp
4. vinden

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Voor de derde keer heeft Bernard de hoofdprijs gewonnen.

1. Bernard
2. de hoofdprijs
3. voor de derde keer
4. gewonnen

Hoe vind je het onderwerp?

1. Wie/wat + infinitief
2. Wie/waar + onderwerp
3. Wie/wat + persoonsvorm
4. Wie/wanneer + werkwoord

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

In deze speelfilm zullen verschillende circusdieren optreden.

1. in deze speelfilm
2. zullen
3. circusdieren
4. verschillende circusdieren

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Langs de weg zat een man met een strohoed op uren lang te wachten op hulp.

1. hulp
2. een man
3. een man met een strohoed op
4. uren

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Veel mensen kijken uit naar de gezelligheid tijdens de kerstdagen.

1. de kerstdagen
2. veel mensen
3. de gezelligheid
4. mensen

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Die jurk van Chanel staat de koningin prachtig!

1. de koningin
2. de jurk
3. de jurk van Chanel
4. prachtig

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Wil je me over tien minuten waarschuwen?

1. tien minuten
2. wil
3. je
4. me