Zenuwstelsel

zenuwstelsel en spieren
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

zenuwstelsel en spieren

Slide 1 - Diapositive

prikkel
= verandering in je omgeving die je kunt waarnemen (zowel binnen als buiten lichaam)

opgevangen door receptoren (gespecialiseerd in één type prikkel)
vaak gelegen in een zintuig

Slide 2 - Diapositive

juist of onjuist?

Warmte is voor het gehoorzintuig een adequate prikkel.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

impuls
een receptor zet een prikkel om in een impuls (electrisch stroompje), en geeft dit door aan een zenuwcel

via de zenuwcellen komt de impuls bij je hersenen terecht
 

Slide 4 - Diapositive

drempelwaarde
een receptor zet een prikkel om in een impuls (electrisch stroompje), en geeft dit door aan een zenuwcel


  • drempelwaarde
  • gewenning

sterkere prikkel = toename impulsfrequentie 

Slide 5 - Diapositive

gewenning
Als de prikkel aahoudt, dan zal er gewenning optreden....

gevolg: drempelwaarde gaat omhoog, minder tot geen impulsen


Slide 6 - Diapositive

prikkelsterkte

    sterkere prikkel  = toename impulsfrequentie 

    de impulssterkte blijft altijd hetzelfde 

    Slide 7 - Diapositive

    een zenuwcel/ neuron
    • cellichaam met kern
    • dendrieten - impuls naar cellichaam toe
    • axon met eindboompje - impuls van cellichaam af
    • merg/ myeline schede (cellen van Schwann die zich om de uitloper wikkelen) - elektrische isolatie
    • sprongsgewijze geleiding

    Slide 8 - Diapositive

    typen zenuwcellen
    • gevoelszenuwcellen (sensorische zenuwcellen)
      (vanaf zintuigen)

    • bewegingszenuwcellen (motorische zenuwcellen)
      (naar spieren)

    • schakelcellen
      (in hersenen en wervelkolom)

    Slide 9 - Diapositive

    Impulsgeleiding en impulsoverdracht
    Als een impuls door een neuron gaat, dan spreken we van impulsgeleiding. Dit gebeurt a.d.h.v. een actiepotentiaal (verandering in elektrische lading)

    Als een impuls door een neuron wordt overgedragen naar een andere neuron, dan spreken we van impulsoverdracht 

    Slide 10 - Diapositive

    impulsoverdracht
    • doorgeven van impuls van cel naar cel
    • uiteinde axon heeft verbreding
    • blaasjes neurotransmitters
    • neurotransmitters binden aan ion-kanalen op dendriet
    • ion-kanalen gaan open

    Slide 11 - Diapositive

    Herhaling:
    Iemand raakt met een arm een heet voorwerp aan en schreeuwt: "Au!".
    Via welke typen neuronen zijn dan impulsen geleid?
    A
    Via sensorische en motorische neuronen
    B
    Via sensorische, motorische en schakelneuronen
    C
    Alleen via motorische neuronen
    D
    Alleen via sensorische neuronen

    Slide 12 - Quiz

    Welke functie heeft de myelineschede? (T1, 2p)
    A
    Verhogen impulssterkte
    B
    Verhogen van de prikkeldrempel
    C
    Versnellen impulsgeleiding
    D
    Versnellen impulsoverdracht

    Slide 13 - Quiz

    1. Door de aanwezigheid van cellen van Schwann verplaatsen de impulsen zich sneller over de zenuwceluitloper dan zonder aanwezigheid van deze cellen.
    2. Via cellen van Schwann kunnen impulsen worden overgedragen op andere zenuwcellen.

    Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
    A
    bewering 1 is juist
    B
    bewering 2 is juist
    C
    bewering 1 & 2 zijn juist
    D
    bewering 1 & 2 zijn onjuist

    Slide 14 - Quiz

    Spierweefsel in je been staat onder invloed van welk zenuwstelsel?
    A
    Autonoom
    B
    Animaal

    Slide 15 - Quiz

    wat is een synaps?
    A
    Een synaps is het punt waarop twee neuronen met elkaar kunnen communiceren
    B
    Een synaps is een weekdier dat zich verschuilt in het modderige deel van de de Middelandse zee
    C
    Een synaps is een vrucht uit Afrika
    D
    Een synaps is een onderdeel van een toetsenbord.

    Slide 16 - Quiz

    Wat is een impuls?
    A
    een elektrisch signaaltje door een zenuw
    B
    een verandering in de omgeving
    C
    een verandering in de omgeving die je kunt waarnemen
    D
    een elektrisch signaaltje door de zenuw die je kunt waarnemen

    Slide 17 - Quiz


    Dit is een ...
    A
    motorische zenuwcel
    B
    sensorische zenuwcel
    C
    Schakelcel
    D
    Zenuw

    Slide 18 - Quiz


    Dit is een ...
    A
    motorische zenuwcel
    B
    sensorische zenuwcel
    C
    Schakelzenuwcel
    D
    Zenuw

    Slide 19 - Quiz

    Dit is een ...
    A
    motorische zenuwcel
    B
    sensorische zenuwcel
    C
    Schakelcel
    D
    Zenuw

    Slide 20 - Quiz

    Stel dat de zenuw op plek 2 onderbroken wordt. Wat kan hiervan het gevolg zijn?
    A
    geen gevoel meer in de linker arm
    B
    een deel van de spieren in de linker arm is verlamd
    C
    geen gevoel meer in de rechterarm
    D
    een deel van de spieren in de rechter arm is verlamd

    Slide 21 - Quiz

    Dendriet
    Cellichaam
    Kern
    Axon
    Myelineschede
    Synaps

    Slide 22 - Question de remorquage

    Wat is waar?
    A
    Een synaps is een soort zenuwcel
    B
    Een synaps zorgt voor eenrichtingsverkeer van impulsen
    C
    Alleen motorische zenuwcellen hebben synapsen
    D
    Een synaps is alleen betrokken bij reflexen

    Slide 23 - Quiz

    Slide 24 - Diapositive

    Wat is de richting van de impuls?
    A
    Axon - cellichaam - dendriet
    B
    Cellichaam - dendriet - axon
    C
    Dendriet - cellichaam - axon
    D
    Dendriet - axon - cellichaam

    Slide 25 - Quiz

    De richting van de impuls 
    Dendrieten sturen een signaal richting het cellichaam en het axon neemt het signaal mee vanuit het cellichaam naar het uiteinde van een neuron


    Slide 26 - Diapositive

    Waarom zitten er de insnoeringen van Ranvier tussen de cellen van Schwann?
    A
    Als isolatie voor de impulsen
    B
    Om de impulsen snelheid te geven
    C
    Om electrische signalen te maken
    D
    Zijn niet nuttig

    Slide 27 - Quiz

    De impuls kan doorgegeven worden van neuron..
    A
    A naar B
    B
    B naar A

    Slide 28 - Quiz

    Een goede beschrijving voor een reflex is ...
    A
    zintuig - ruggenmerg - hersenen - zenuw - spier
    B
    zintuig - zenuw - ruggenmerg - zenuw - spier
    C
    zintuig - zenuw -ruggenmerg - hersenen - spier
    D
    zintuig - ruggenmerg - zenuw - spier

    Slide 29 - Quiz

    Iemand trapt op een punaise (zie de afbeelding). Tijdens de reflex die daarop volgt, wordt het been omhooggetrokken.

     

    Beschrijf de reflexboog waarlangs de impulsen worden voortgeleid bij deze reflex. 
    Beenspieren
    Gevoelszenuwcellen
    Bewegingszenuwcellen
    Zintuigen in de voet
    Schakelcellen in het ruggenmerg

    Slide 30 - Question de remorquage

    Bewust of onbewust? 
    Bewust
    Onbewust
    Rennen
    Schrijven
    Niezen
    Watertanden
    Zwaaien
    Pupil reflex

    Slide 31 - Question de remorquage

    Parasympatisch
    Orthoympatisch
    Bevordert de assimilatie
    Stimuleert de nierwerking
    Verhoogt de hartslagfrequentie
    Bevordert de dissimilatie
    Verlaagt de ademfrequentie
    Stimuleert het gladde spierweefsel in de darmen
    Remt speekselklieren

    Slide 32 - Question de remorquage