formuleren 6 t/m 10 maart

Incongruentie
congruentie: persoonsvorm komt in getal en persoon overeen met het onderwerp
incongruentie: - een meervoudig onderwerp krijgt een enkelvoudige persoonsvorm
- een enkelvoudig onderwerp krijgt een meervoudig onderwerp
- een meewerkend voorwerp wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien.
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Incongruentie
congruentie: persoonsvorm komt in getal en persoon overeen met het onderwerp
incongruentie: - een meervoudig onderwerp krijgt een enkelvoudige persoonsvorm
- een enkelvoudig onderwerp krijgt een meervoudig onderwerp
- een meewerkend voorwerp wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Nakijken 
opdracht 1, blz 238
Incongruentie

Slide 3 - Diapositive

1. Wat is het onderwerp in deze zin?

Slide 4 - Question ouverte

1. wat is de persoonsvorm?

Slide 5 - Question ouverte

1 Uit dit onderzoek blijkt duidelijk dat het merendeel van de forenzen die voor hun woon-werkverkeer van de trein afhankelijk zijn, zich vooral ergeren ergert aan de vele vertragingen.

Slide 6 - Diapositive

2. Wat is het onderwerp van de zin?

Slide 7 - Question ouverte

2. Wat is de persoonsvorm?

Slide 8 - Question ouverte

2 Volgens de Raad voor de Gezondheid wordt worden in ons land de laatste decennia veel te veel antidepressiva gebruikt.

Slide 9 - Diapositive

3 Op deze boerderij worden koeien gehouden voor de vleesproductie; er worden wordt hier noch kaas noch boter bereid.

Slide 10 - Diapositive

4 Het lijkt erop dat geschreven teksten als bron van cultuurhistorische kennis bij de jeugd van tegenwoordig een steeds kleinere rol speelt spelen.

Slide 11 - Diapositive

5. Wat is het onderwerp van de zin?

Slide 12 - Question ouverte

5. Wat is de persoonsvorm?

Slide 13 - Question ouverte

5 De groep Tsjechische wintersporters uit Pilsen waren was een uur na aankomst in de Franse Alpen al aan het skiën.

Slide 14 - Diapositive

6. Wat is het onderwerp?

Slide 15 - Question ouverte

6. wat is de persoonsvorm?

Slide 16 - Question ouverte

6 correct: studenten is niet het onderwerp, maar het meewerkend voorwerp; het gebruik (enkelvoud) is onderwerp
Moest (aan) de studenten Nederlands op de universiteit het gebruik van de lijdende vorm nog worden uitgelegd?

Slide 17 - Diapositive

7 Een van de eerste (pioniers) die (meervoud) kort na de Tweede Wereldoorlog meehielp meehielpen bij de ontginning van de Noordoostpolder, was mijn later geridderde oom Jaap Borst.
Het woord ‘die’ verwijst naar ‘pioniers’ en is dus meervoud. Dus moet ‘meehielp’ ook in het meervoud: meehielpen.

Slide 18 - Diapositive

8 correct: bij constructies met ‘Zowel … als …’ volgt bij enkelvoudige elementen op de puntjes een enkelvoudige persoonsvorm, dus was.
Zowel de gemeente als de eigenaar van de loods was nalatig geweest met betrekking tot de naleving van de veiligheidsvoorschriften.

Slide 19 - Diapositive

9. Wat is het onderwerp?

Slide 20 - Question ouverte

9. Wat is de persoonsvorm?

Slide 21 - Question ouverte

9 Huizen, bedrijfspanden en het hele dagelijks leven van de toekomst zal zullen voorzien zijn van energiebesparende snufjes en duurzame apparatuur.

Slide 22 - Diapositive

10 Deze geradicaliseerde jongeren streven naar een (samenleving) die (enkelvoud) niet volgens de door hen verafschuwde westerse normen en waarden ingericht zijn is.
Het woord ‘die’ verwijst naar ‘samenleving’ en is dus enkelvoud. Dus moet ‘zijn’ ook in het enkelvoud: is.

Slide 23 - Diapositive

Dat/als-constructie
Na 'dat' komt nooit een vorm van als!
De bijzin die met als/wanneer begint, zet je achteraan.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Lien

Opdracht 1, blz 239
Dat/als-constructie

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Foutieve samentrekking

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Lien

Opdracht 1
blz 241

Slide 30 - Diapositive

a. welke woorden zijn weggelaten in het tweede deel van de zin?

Slide 31 - Question ouverte

In het eerste deel van de zin betekent hield ‘verzorgen/onderhouden’, in het tweede deel betekent het ‘liefhebben’. De betekenis van het woord hield verschilt dus.

Esther kan wel weggelaten worden!

Slide 32 - Diapositive

b. welke woorden zijn weggelaten in het tweede deel van de zin?

Slide 33 - Question ouverte

In het eerste deel van de zin betekent Koos ‘uitzoeken/selecteren’, in het tweede deel van de zin maakt koos deel uit van de uitdrukking ‘het hazenpad kiezen’ (= vluchten). De betekenis van het woord koos verschilt dus.

de inbreker in de juwelierszaak kan wel weggelaten worden!

Slide 34 - Diapositive

c. welke woorden zijn weggelaten in het tweede deel van de zin?

Slide 35 - Question ouverte

In het eerste deel van de zin maakt legde deel uit van het werkwoord ‘wegleggen’, in het tweede deel van ‘uitleggen’. De betekenis van het woorddeel leggen verschilt dus.

De docent natuurkunde kan wel weggelaten worden!

Slide 36 - Diapositive

opdracht 2
blz 242

Slide 37 - Diapositive

a. welke woorden zijn weggelaten in het tweede deel van de zin?

Slide 38 - Question ouverte

b. welke woorden zijn weggelaten in het tweede deel van de zin?

Slide 39 - Question ouverte

c. welke woorden zijn weggelaten in het tweede deel van de zin?

Slide 40 - Question ouverte

Slide 41 - Diapositive

Foutief beknopte bijzin
blz 243

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Lien

Een beknopte bijzin is een bijzin zonder eigen onderwerp en persoonsvorm.
Het onderwerp van een beknopte bijzin moet hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin!

Slide 44 - Diapositive

drie soorten
- met een voltooid deelwoord
- met een onvoltooid deelwoord
- met te + infinitief (hele werkwoord)

Slide 45 - Diapositive

met een voltooid deelwoord

Slide 46 - Diapositive

met een onvoltooid deelwoord

Slide 47 - Diapositive

met te + hele werkwoord

Slide 48 - Diapositive