Chapter 1 Past Simple vragen en ontkenningen

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Past simple questions + negatives

Today's goals

I can make questions about the past.

I can make negative sentences about the past.

• Als je iets wilt zeggen wat er in het verleden is gebeurd, zet je je werkwoord in de verleden tijd.
• walk --> walked
• Ofwel, je zet -ed achter het werkwoord. 
• Let op de spellingsregels --> 

past simple: let's recap!

1. Als er al een -e staat aan het eind van het werkwoord, voeg je alleen een    -d toe: use -> used
2.  Als het woord eindigt op medeklinker + y, verandert de -y in een -i:                try -> tried (als het woord eindigt op klinker + y, gebeurt er niets bijzonders: play -> played)
3. Is de een-na-laatste letter een Korte Klinker met Klemtoon, verdubbelt de laatste medeklinker: stop -> stopped
4. Bij en werkwoord met een -l op het eind verdubbelt de laatste medeklinker ook zonder klemtoon: travel -> travelled

Spellingsbijzonderheden!

Weet je nog? 

He plays soccer every day.                                   I love chocolate.

DOES he PLAY soccer every day?                      DO I LOVE chocolate?

He DOES NOT PLAY soccer every day.             I DO NOT LOVE chocolate

        DOESN'T PLAY                                                        DON'T LOVE

past simple: vragen en ontkenningen

In  de verleden tijd gebruik je geen  do/does/don't/doesn't, maar....

 DID   + hele werkwoord

 DIDN'T  + hele werkwoord

past simple: vragen en ontkenningen

• She talked to me about an interesting story.
• She didn't talk to me about an interesting story.
• Did she talk to me about an interesting story?
• They gave him a very cool present.
• They didn't give him a very cool present.
• Did they give him a very cool present?

past simple: vragen en ontkenningen

Zet het werkwoord in de verleden tijd:
work

Zet het werkwoord in de verleden tijd:
stay

Zet het werkwoord in de verleden tijd:
go

Zet het werkwoord in de verleden tijd:
try

Schrijf steeds de eerste drie woorden van de VRAAGzin op!

Nu wat VRAGEN

He talked to you yesterday.

My uncle bruised his leg during football practice.

They hated getting up early to go to school.

They won an expensive trip to New York.

Schrijf alleen tot en met het werkwoord op!

Nu wat ONTKENNINGEN

He talked to you yesterday.
(niet afkorten!)

My uncle bruised his leg during football practice.
(afkorten!)

They hated getting up early to go to school.
(niet afkorten!)

They won an expensive trip to New York.

practice

Ontkenningen/negatives  Past simple

https://agendaweb.org/exercises/verbs/past-simple/irregular-negative-write-2.htm

Vragen/questions Past simple

https://www.englisch-hilfen.de/en/exercises/questions/simple_past.htm