Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Het budget is 20 euro. Een drankje kost dus?
A
1 euro
B
4 euro
C
3 euro
D
2 euro
Slide 1 - Quiz
Wat gebeurd er met de lijn als de beamer duurder wordt?
Slide 2 - Question ouverte
Laura krijgt 180 euro aan kleedgeld. Daar kan zij broeken van kopen voor 60 euro per stuk, of truien voor 40 euro per stuk. Teken de budgetlijn.
Slide 3 - Question ouverte
Lesdoelen
Weten wat de bergippen: wederzijds voordeel, autarkie, ruilverhouding, trasactiekosten, instituties, arbeidsproductiviteit, specialisatie, arbeidsdeling inhouden. Theorie dus.
Slide 4 - Diapositive
Opdracht:
Bedenk 2 proefwerkvragen aan de hand van de volgende uitleg (hoofdstuk 2 module 1). Deze moet voor de volgende les via lesson up ingeleverd zijn en zullen deze les besproken worden.
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Arbeidsdeling en arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit is de productie per werknemer in een bepaalde tijdseenheid.
De gemiddelde arbeidsproductiviteit
in een bedrijf kan door arbeidsdeling
omhoog.
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Lever je 2 proefwerkvragen inclusief antwoord in.
Slide 14 - Question ouverte
Autarkie .........
A
komt in de praktijk zelden voor
B
is het meest gunstig voor een land
C
betekent dat er niet geruild wordt
D
is gelijk aan wederzijds voordeel
Slide 15 - Quiz
Transactiekosten zijn kosten die ruil moeilijker maken.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quiz
Wantrouwen leidt tot hogere transactiekosten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quiz
Transactiekosten kunnen alleen in geld worden uitgedrukt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
Wanneer gaat een ruil niet door?
A
Wanneer de transactiekosten lager zijn dan het wederzijdse voordeel
B
Wanneer de transactiekosten hoger zijn dan het wederzijdse voordeel
C
Wanner er geen transactiekosten zijn
D
Wanneer er instituties worden ingeschakeld.
Slide 19 - Quiz
Op welke twee manieren kun je je arbeidsproductiviteit verhogen
A
Door scholing en ruilen
B
Door scholing en specialisatie
C
Door scholing en instituties
D
Door transactiekosten en instituties
Slide 20 - Quiz
Arbeidsdeling en specialisatie leiden tot minder ruil.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
arbeidsdeling leidt tot een hogere arbeidsproductiviteit
A
waar
B
niet waar
Slide 22 - Quiz
Lesdoelen
Weten wat de bergippen: wederzijds voordeel, autarkie, ruilverhouding, trasactiekosten, instituties, arbeidsproductiviteit, specialisatie, arbeidsdeling inhouden. Theorie dus.
Slide 23 - Diapositive
Zijn de lesdoelen behaald?
A
ja
B
nee
C
beetje
D
half
Slide 24 - Quiz
Zijn er nog vragen en/of onduidelijkheden?
Slide 25 - Question ouverte
Huiswerk
Digitaal maken vraag 16 t/m 22 hoofdstuk 2 module 1.