Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 70 min
Éléments de cette leçon
1.2 Leven in een industriestad
Slide 1 - Diapositive
Lesplan
Doel: Ik kan de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders en de gegoede burgerij beschrijven. Ik ken de ideeën van de liberalen
Doen: - Terugblik en voorkennis
- Uitleg paragraaf 4.2
- Maken: opdrachten van 4.2
Afsluiten
Slide 2 - Diapositive
Exit ticket vorige les
Noem 4 gevolgen van de industriële revolutie die niet-economisch zijn (Sep)
Wat was een gevolg van de bevolkingsgroei? (Tyrell)
Wat gebeurden er met de mensen die thuis een weefgetouw hadden voor de huisnijverheid toen de fabrieken kwamen? (Madelon)
Wat was rond 1800 een belangrijke verandering? (Milad)
Slide 3 - Diapositive
Terugblik
Rond 1800 kwam er steeds meer industrialisatie. Het begon in Engeland, maar kwam later ook in Nederland en de rest van Europa.
De industrialisatie had economische gevolgen, bijv:
Geld werd belangrijker dan landbouwgrond
Huisnijverheid verdween
Er waren ook niet-economische gevolgen van industrialisatie, bijv:
Het landschap veranderde (rokende schoorstenen, spoorwegen, kanalen, etc.)
Er kwam een nieuwe groep mensen in de samenleving: arbeiders
Milieuvervuiling
Alle grote veranderingen in de economie en de samenleving door de komst van de industrialisatie, noemen we de industriële revolutie
Slide 4 - Diapositive
Welke gevolgen van industrialisatie zie je in de bron?
Slide 5 - Question ouverte
Wat is de INDUSTRIËLE REVOLUTIE?
Slide 6 - Question ouverte
Zwaar en gevaarlijk werk
De werkomstandigheden in de fabriek waren zeer slecht:
Lange werkdagen
Lage lonen
Vrouw- en kinderarbeid
Gevaarlijk en ongezond
Als je ziek werd of een ongeluk kreeg op je werk, had je pech: geen loon. Er waren geen wetten om arbeiders te beschermen.
Als je ging klagen werd je door je baas ontslagen.
Slide 7 - Diapositive
Leefomstandigheden
De leefomstandigheden waren ook slecht:
Slechte en kleine huizen
Vlakbij de fabriek
Geen waterleiding en riolering
Slechte hygiëne; veel besmettelijke ziekten
Geen school voor kinderen
Eentonig (ongezond) eten
Slide 8 - Diapositive
Gegoede burgerij
De gegoede burgerij waren de rijke mensen: fabriekseigenaren, advocaten of bankiers.
Daaronder kwam de middenklasse: leraren en winkeliers bijvoorbeeld.
De kinderen van de middenklasse en de gegoede burgerij gingen naar school en hadden vrije tijd. Ze woonden vaak in goede huizen met waterleiding en konden gezond eten.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Liberalisme
De meeste bestuurders waren liberalen.
Liberalisme is een politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor burgers.
Liberalen vinden:
Dat de regering zich zo min mogelijk moet bemoeien met de economie. Fabriekseigenaren moeten zelf de lonen en prijzen kunnen bepalen. Ze moeten geen last hebben van regels
Dat de regering zich niet moet bemoeien met het leven van burgers
Dat burgers grondrechten moeten hebben, zoals vrijheid van meningsuiting.
Dat alleen rijke mensen verstandig genoeg zijn voor het kiesrecht: het recht om te mogen stemmen
In die tijd mochten alleen rijke mannen stemmen (zij hadden kiesrecht). Daarom zaten er bijna alleen maar liberalen in de regering.
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Aan de slag tot 13.20 uur
Maken: Paragraaf 1.2
opdracht 1 t/m 7 en 10
Of:
Maak een presentatie van 1.2 die alle leerdoelen behandeld.
Slide 14 - Diapositive
Huiswerk bespreken 1.1
Opdracht 2c, 2d, 5a, 5b, 5c, 9c, 12
Slide 15 - Diapositive
Exit Ticket
Vakje 1:
Leg uit wat het liberalisme is
Vakje 2:
Leg uit waarom er bijna alleen maar liberalen in de regering zaten.
Slide 16 - Diapositive
Afsluiten
Rond 1800 waren de werkomstandigheden voor arbeiders slecht
De woonomstandigheden waren ook slecht
Voor de gegoede burgerij en de middenklasse waren de omstandigheden veel beter
Liberalen hadden in Nederland de macht. Liberalen willen zo veel mogelijk vrijheid voor de burgers en zo min mogelijk regels in het land. Daarom stemmen rijke mensen graag op liberalen. Alleen rijke mannen hadden toen kiesrecht.