Blok 2 SPELLING PV in de TT

BLOK 2 Spelling 
2.8. Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd 
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

BLOK 2 Spelling 
2.8. Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Bekijk het schema op blz 69


Wat valt je op bij de ik vorm van rennen, kletsen, sprinten?
En wat bij: jij/je/u/hij/zij/het?

Slide 3 - Diapositive

Samen maken opdracht 22 blz 69
kloppen
mengen
koken
enkelvoud
klop
kook
ik
jij / u
hij / zij / het

Slide 4 - Diapositive

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Regels:

  1. Bij ik schrijf je de ik-vorm.
  2. Bij jij, u, hij, zij, het schrijf je de ik-vorm + t
  3. Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.

Slide 5 - Diapositive

stappenplan:
stap 1
zoek de stam van het werkwoord ....... schrijf het hele werkwoord op en haal EN eraf. 
stap 2
Kijk goed naar de stam .... denk er ik voor. Misschien moet je de stam aanpassen.
(voorbeeld; geven .... stam = gev    MAAR het is ik geef
stap 3
Bij je / jij / u / hij / zij / het ...
zet je een T achter de ik-vorm.

ik verander ..... jij verandert

wij / jullie / zij
Bij wij / jullie / zij gebruik je weer het hele werkwoord.
Wij lopen
Jullie fietsen
Zij luisteren naar de leraar

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Lien

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.

Mijn zus (surfen) de hele avond rond op internet.
A
surf
B
surft
C
surfd
D
surfen

Slide 8 - Quiz

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.

Een gazelle (grazen) gemiddeld achttien uren per dag.
A
graasd
B
graazd
C
graast
D
graazt

Slide 9 - Quiz

Zie jij de fout?

Slide 10 - Question ouverte

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.

Joop (verbazen) zich over de onverschillige houding van zijn vriend.
A
verbaasd
B
verbaast
C
verbaazd

Slide 11 - Quiz

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.

De renovatie van
de school (gebeuren) eind volgend jaar.
A
gebeur
B
gebeuren
C
gebeurt
D
gebeurd

Slide 12 - Quiz

John (beantwoorden) alle vragen die hij krijgt.

Slide 13 - Question ouverte

Ik hoop dat jij je antwoorden nog (verbeteren).

Slide 14 - Question ouverte

Wat weet je nu over hoe je de persoonsvorm in de tt schrijft bij de ik-vorm?

Slide 15 - Question ouverte

Wat weet je nu over hoe je de persoonsvorm in de tt schrijft bij de:
jij /u /hij /zij /het?

Slide 16 - Question ouverte

Schrijf nauwkeurig over in je schrift
1 De bananen zijn morgen in de aanbieding.
2 Hebben we nog een paprika voor de tomatensoep?
3 Ik lust graag ananas in de lente.
4 Jelmer eet graag mango en bloemkool.
5 Wil je voortaan je rommel opruimen?

binnenkort krijg je ook een dictee....... 

Slide 17 - Diapositive

6 Juli en augustus zijn de leukste maanden, vindt Else.
7 Heb je zin in salade of wil je zuurkool?
8 De kamerplanten moeten nodig water hebben.
9 Remi kan prachtige tekeningen maken.
10 Wanneer heb je de opdracht af, denk je?

Slide 18 - Diapositive

Huiswerk
M opdracht 23 en 24 blz 70 

Slide 19 - Diapositive