Dag 7 - THEMA 2 - Bellen en mailen

Thema 2: Bellen en mailen - D7
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Thema 2: Bellen en mailen - D7

Slide 1 - Diapositive

thuis
  • in je eigen huis

  • zin: Zondag ben ik thuis.
  • zin: Ik voel mij thuis op deze school.
43

Slide 2 - Diapositive

de tijd 
  • dat wat de klok meet 
  • tijdstip, moment

  • zin: Het is tijd om te eten.
  • zin: Het is tijd om naar huis te gaan. 
44

Slide 3 - Diapositive

uitleggen (ww)
  • vertellen hoe iets moet
  • vertellen hoe iets werkt
  • zodat iemand het begrijpt 

  • TT- ik leg uit, jij legt uit, wij leggen uit
  • VT - ik legde uit, wij legden uit

  • zin: De docent kan de grammatica goed uitleggen.
45

Slide 4 - Diapositive

het uur 
  • 60 minuten 
  • het uur - de uren

  • zin: Over één uur gaan we naar huis. 
46

Slide 5 - Diapositive

vaak
  • veel keer 

  • zin: Ik ga vaak naar de film.
  • zin: Ik eet vaak pasta.
  • zin: Zij gaat vaak naar de wc.
47

Slide 6 - Diapositive

vertellen (ww)
  • zeggen 

  • TT - ik vertel, jij vertelt, wij vertellen
  • VT - ik vertelde, wij vertelden

  • zin: De docent vertelt een verhaal.
  • zin: Zij wil het niet vertellen.
48

Slide 7 - Diapositive

vervelend
  • niet leuk 
  • saai

  • zin:  Straf is vervelend.
  • zin: Mijn broertje is vervelend.
49

Slide 8 - Diapositive

Bij mijn vrienden voel ik me ...
Ik kan mijzelf zijn.
43
A
B
appel.
C
vaak.
D
thuis.

Slide 9 - Quiz

timer
2:00
43
Waar denk je aan als je aan het woord 'thuis' denkt.

Slide 10 - Carte mentale

Het woord 'laat' hoort bij ...
44
A
plaats
B
tijd

Slide 11 - Quiz

Wat zegt jouw leraar wanneer je laat in de klas bent?
44
A
Hoeveel minuten ben je te laat?
B
Goedenavond!
C
Je bent een topper!
D
Goed zo!

Slide 12 - Quiz

Als de docent instructie geeft bij de opdracht dan ...
45
A
moet je de opdracht gelijk maken.
B
legt hij de opdracht uit.
C
vertelt hij hoe iets werkt.
D
vertelt hij hoe het moet.

Slide 13 - Quiz

45
Wat doe jij als de docent
iets uitlegt?

Slide 14 - Carte mentale

Het is nu 7:30 uur. Over ... begint de school.
46
A
een halfuur
B
moment
C
een uur
D
tijdje

Slide 15 - Quiz

Telefoon in de telefoontas.
Dat zegt de docent ...
47
A
vaak.
B
sturen.
C
uitleggen.
D
nu.

Slide 16 - Quiz

Waar zie je hier iemand die iets vertelt?
48
A
B
C
D

Slide 17 - Quiz

Welke twee woorden horen bij het woord 'zeggen'?
48
A
luisteren
B
praten
C
vertellen
D
horen

Slide 18 - Quiz

Noem twee woorden die horen bij het woord 'vertellen'.
48

Slide 19 - Question ouverte

Waar zie je iemand die iets heel vervelend vindt?
49
A
B
C
D

Slide 20 - Quiz