benadrukken = ergens extra de aandacht op vestigen, omdat het belangrijk is.
– De grote letters benadrukken hoe belangrijk het is om op tijd te komen.
betwijfelen / twijfelen = ergens niet zeker van zijn
– De schrijver betwijfelt of er daadwerkelijk sprake is van een wondermiddel.
– De schrijver is er niet zeker van of het wel echt om een wondermiddel gaat.
bewering = een uitspraak waarin iemand aangeeft hoe het nou echt zit
– Welke bewering is volgens de tekst waar?
– Welke uitspraak over hoe het nou echt zit, is waar volgens de tekst?
commentaar = opmerkingen waarin iemand uitlegt hoe hij er zelf over denkt
– De presentatrice geeft de mening van de deskundige weer zonder verder commentaar.
– De presentatrice geeft de mening van de deskundige weer zonder uit te leggen hoe ze er zelf over denkt.
conclusie = een belangrijke uitspraak die volgt uit wat eerder is gezegd / geschreven
– In de laatste alinea presenteert de schrijver de conclusie van zijn betoog.
– In de laatste alinea doet de schrijver een belangrijke uitspraak die volgt uit zijn betoog.
gevolg = iets wat door iets anders (= de oorzaak) gebeurt
– Hij beschrijft een gevolg van de werkloosheid bij jongeren.
– Hij beschrijft welke goede of slechte dingen gebeuren doordat jongeren werkloos zijn.
informeren / informatie geven = ervoor zorgen dat mensen meer te weten komen over een onderwerp
– Het doel van de tekst is informatie geven.
– Het doel van de tekst is dat je meer over het onderwerp te weten komt.
kernzin = de belangrijkste zin
– Wat is de kernzin van alinea 5?
– Wat is de belangrijkste zin van alinea 5?
kopje / tussenkopje = tussentitel, geeft vaak het deelonderwerp van een (of meer) alinea’s aan
– Welk kopje past het best boven alinea 3?
– Welke tussentitel past het best boven alinea 3?
mening / standpunt = wat iemand ergens van vindt
– In de laatste alinea geeft de schrijver zijn eigen mening.
– In de laatste alinea zegt de schrijver wat hij er zelf van vindt.
onderbouwen = met argumenten uitleggen dat iets klopt
– De schrijver gebruikt die uitspraak om zijn eigen standpunt te onderbouwen.
– De schrijver gebruikt die uitspraak als argument om uit te leggen dat zijn eigen mening klopt.
oorzaak = waardoor iets komt
– In welke alinea staat de oorzaak van het energietekort?
– In welke alinea staat hoe het komt dat er een energietekort is?
overhalen = mensen zover krijgen dat ze iets doen
– De maker van de advertentie wil je overhalen om geld te geven voor het goede doel.
– De maker van de advertentie wil je zover krijgen dat je geld gaat geven voor het goede doel.
overtuigen = mensen zover krijgen dat ze jouw mening overnemen
– De schrijver wil je ervan overtuigen dat voetballen leuk is.
– De schrijver wil ervoor zorgen dat jij ook vindt dat voetballen leuk is.
reden = waarom iemand iets doet of vindt
– Welke reden heeft het bedrijfsleven voor het invoeren van statiegeld op zwerfafval?
– Waarom wil het bedrijfsleven statiegeld op zwerfafval invoeren?
samenvatting = de inhoud in het kort, dus alleen de hoofdzaken
– De tekst begint met een samenvatting vooraf.
– Aan het begin van de tekst worden de hoofdzaken kort weergegeven.
standpunt zie mening
tussenkopje zie kopje
verklaring = uitleg, bijvoorbeeld van hoe iets in elkaar zit of hoe iets komt
– Alinea 6 geeft een verklaring voor de bewering in alinea 5.
– In alinea 6 staat een uitleg bij wat er in alinea 5 wordt gezegd.
vermaken = mensen op een leuke manier bezighouden, ontspanning bieden
– Hij wil de lezer vermaken met informatie over de balansdag.
– Hij wil de lezer ontspanning bieden met informatie over de balansdag.
voorspellen / voorspelling = aangeven wat er in de toekomst zal gaan gebeuren
– Alinea 3 en 4 vormen samen een voorspelling.
– In alinea 3 en 4 wordt aangegeven wat er in de toekomst zal gaan gebeuren.
waarschuwen = wijzen op een gevaar of een nadeel
– De schrijver wil de lezer waarschuwen voor te veel eten.
– De schrijver wil de lezer erop wijzen dat te veel eten gevaarlijk kan zijn.
weerleggen = met argumenten uitleggen dat iets niet klopt
– De schrijver weerlegt de mening van de directeur.
– De schrijver legt met argumenten uit dat de mening van de directeur niet klopt.