3K H6 Schakelingen oefentoets/test jezelf

H6 Schakelingen
Oefentoets
Test jezelf
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

H6 Schakelingen
Oefentoets
Test jezelf

Slide 1 - Diapositive

Reken de stroomsterkte van 50mA om in A.
A
50 000 A
B
0,050 A
C
500 A
D
0,5 A

Slide 2 - Quiz

Als de weerstand van een materiaal klein is, gaat de stroom er _____
doorheen.
A
moeilijk
B
makkelijk

Slide 3 - Quiz

Timo zegt: 'Een lampje heeft meer weerstand dan een koperdraad van 50 cm.'
Shanice zegt: 'Als je de plus- en minpool van een batterij direct verbindt met een koperdraad, ontstaat kortsluiting.'
Wie heeft er gelijk?
A
Alleen Timo
B
Alleen Shanice
C
Allebei
D
Geen van beiden

Slide 4 - Quiz

Danilo zegt: 'Een lampje heeft minder weerstand dan een koperdraad van 50 cm.'
Cherissa zegt: 'Als er te veel weerstand is in een stroomkring, ontstaat kortsluiting.'
Wie heeft er gelijk?
A
Alleen Danilo
B
Alleen Cherissa
C
Allebei
D
Geen van beiden

Slide 5 - Quiz

Als de weerstand van een materiaal groot is, gaat de stroom er ______
doorheen.
A
moeilijk
B
makkelijk

Slide 6 - Quiz

De weerstand in een stroomkring wordt vergroot.
Wat gebeurt er met de stroomsterkte als de spanning gelijk blijft?
A
wordt groter
B
wordt kleiner
C
blijft gelijk

Slide 7 - Quiz

Kijk naar de afbeelding. Cengiz wil een lampje van 3,5 V aansluiten op een batterij van 9 V. Hij
neemt daarom een weerstandje op in de schakeling.
Cengiz heeft de weerstand in serie geschakeld. Is dit de juiste manier?
A
Dat is de juiste manier
B
Dat is niet de juiste manier

Slide 8 - Quiz

Je hebt een stroomkring gemaakt met een batterij van 6 V, een lampje en een weerstand.
Je haalt de weerstand uit de stroomkring.
Wat gebeurt er met de stroomsterkte?
A
wordt kleiner
B
wordt groter

Slide 9 - Quiz

Op een lampje staat: 3,5 V / 0,2 A.
Hoe groot is de weerstand van dit lampje?
A
0,057 ohm
B
0,7 ohm
C
2,7 ohm
D
17,5 ohm

Slide 10 - Quiz

Welk metaal wordt meestal gebruikt voor weerstandsdraad?
A
constantaan
B
goud
C
koper
D
platina

Slide 11 - Quiz

Yannic wil een draadweerstand maken van 50 ohm. Hij heeft een rolletje weerstandsdraad met een waarde van 2,5 ohm per meter.
Hoeveel meter van dit draad moet Yannic afmeten?
A
0,05 m
B
5 m
C
10 m
D
20 m

Slide 12 - Quiz

De ______ schakelt iets in of uit, als de sensor daar het signaal voor geeft.
A
sensor
B
verwerker
C
actuator

Slide 13 - Quiz

De ______ produceert een elektrisch signaal dat informatie geeft over de omgeving.
A
sensor
B
verwerker
C
actuator

Slide 14 - Quiz

De ______ doet iets wat nuttig of prettig is voor de eigenaar van de schakeling.
A
sensor
B
verwerker
C
actuator

Slide 15 - Quiz

Een buitenlamp gaat aan als er een mens of dier in de buurt komt.
Welk onderdeel is opgenomen in de schakeling?
A
lichtgevoelige actuator
B
lichtgevoelige sensor
C
warmtegevoelige actuator
D
warmtegevoelige sensor

Slide 16 - Quiz

Een buitenlamp gaat automatisch aan als het donker wordt.
Welk onderdeel is opgenomen in de schakeling?
A
lichtgevoelige actuator
B
lichtgevoelige sensor
C
warmtegevoelige actuator
D
warmtegevoelige sensor

Slide 17 - Quiz

Hoe groot is de weerstand van een LDR bij fel licht?
A
behoorlijk klein
B
erg groot

Slide 18 - Quiz

Je wilt een NTC in een schakeling met een stroommeter gebruiken om de temperatuur te meten.
Wat moet je dan eerst doen?
A
op kamer temperatuur laten komen
B
ijken

Slide 19 - Quiz

Je gebruikt een schakeling met een stroommeter en een NTC om de temperatuur te meten. In de schakeling moet je ook een gewone weerstand opnemen.
Waarom moet je in de schakeling ook een gewone weerstand opnemen?
A
zorgen dat totale weerstand constant blijft
B
zorgen dat totale weerstand niet te hoog wordt
C
zorgen dat totale weerstand niet te laag wordt

Slide 20 - Quiz

Waardoor wordt een relais bediend?
A
warmtesensor
B
NTC
C
elektromagneet
D
LDR

Slide 21 - Quiz

Een elektromagneet bestaat uit een geïsoleerde koperdraad die rond een ijzeren kern is gewikkeld.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Als de stroomrichting door de spoel van een elektromagneet omdraait, wisselen de noord- en zuidpool van plaats.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Als je de stroom door een spoel uitschakelt, blijft hij nog enkele minuten magnetisch.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Hoeveel stroomkringen zijn er in een schakeling met een relais?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 25 - Quiz

In een relaisschakeling gaat een lampje branden als er geen stroom loopt door de elektromagneet.
Op welk contact is het lampje aangesloten?
A
maakcontact
B
breekcontact

Slide 26 - Quiz

In een relaisschakeling gaat een lampje branden als er stroom loopt door de elektromagneet.
Op welk contact is het lampje aangesloten?
A
maakcontact
B
breekcontact

Slide 27 - Quiz

De startmotor van een auto wordt bediend met een relais.
De schakeling bestaat uit twee stroomkringen: kring 1 met de elektromagneet en kring 2 met de startmotor.
Hoe groot is de stroomsterkte in beide kringen?
A
50 mA kring 1 en 50mA kring 2
B
50 mA kring 1 en 100 A kring 2
C
100 A kring 1 en 50 mA kring 2
D
100 A kring 1 en 100 A kring 2

Slide 28 - Quiz

Een transistor kan in plaats van een relais worden gebruikt.
Welke uitspraak is juist?
A
Transistor gebruikt meer energie dan relais
B
Transistor is goedkoper dan relais
C
Transistor is groter dan relais
D
Transistor kan grotere stromen schakelen

Slide 29 - Quiz

Hoeveel spanningsbronnen heeft een schakeling met een transistor?
A
1
B
2
C
3

Slide 30 - Quiz

Een transistor staat in de AAN-stand als er een stroom loopt van de basis naar de emitter.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz

Een transistor is een automatische schakelaar die schakelt met een elektromagneet.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz

In een transistor loopt een GROTE stroom.
Hoe loopt deze grote stroom?
A
basis naar emitter
B
emitter naar basis
C
collector naar emitter
D
emitter naar collector

Slide 33 - Quiz

Het lampje L moet een waarschuwing geven als de temperatuur in de vrieskist te hoog wordt.
Wat is in deze schakeling de verwerker en de actuator?
A
verwerker=lampje, actuator=transistor
B
verwerker=transistor, actuator=lampje
C
verwerker=sensor, actuator=lampje
D
verwerker=transistor, actuator=sensor

Slide 34 - Quiz

Teken de schakelsymbolen:
  1. weerstand
  2. lamp
  3. spanningsmeter
  4. stroommeter
  5. LDR
  6. NTC
  7. Transistor

Slide 35 - Diapositive

Transistor
  1. Zet een B basis, C bij collector en E bij emitter
  2. Geef de stroomrichting aan met pijlen op alle draden
  3. Noteer de stroomsterktes op de juiste plaats: 2 mA, 89 mA en 91 mA 

Slide 36 - Diapositive

Relais
De temperatuur van een bubbelbad wordt gemeten met een weerstand. Het water mag niet te heet worden. Bij een bepaalde temperatuur moet het verwarmingselement worden uitgeschakeld.
  1. Maak de schakeling af 

Slide 37 - Diapositive

Schrijf minimaal 1 opgave op van test jezelf blz 69-74 die je moeilijk vind.

Slide 38 - Diapositive