Rekenen 5

Rekenen oefenen
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 5,6

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Rekenen oefenen

Slide 1 - Diapositive

In een flatgebouw kunnen 440 mensen wonen. Er wonen nu 348 mensen. Hoeveel mensen kunnen er nog bij?
A
81
B
92
C
74
D
103

Slide 2 - Quiz

2 x 9 =
A
9
B
17
C
18
D
19

Slide 3 - Quiz

Mink spaart voor een bestuurbare auto. Deze kost 85 euro. Voor zijn verjaardag kreeg hij van opa 19 euro. Met klusjes doen heeft hij ook nog 33 euro gespaard. Hoeveel euro moet hij nog sparen?
A
33 euro
B
22 euro
C
34 euro
D
27 euro

Slide 4 - Quiz

3 x 11 =

Slide 5 - Question ouverte

Een flatgebouw heeft 6 verdiepingen. Op iedere verdieping zijn 8 appartementen.

Je wilt weten hoeveel appartementen er zijn. Wat is de som?
A
6 : 8
B
6 x 8
C
6 + 8
D
8 : 6

Slide 6 - Quiz

Hoeveel appartementen zijn er?

6 x 8 = ...
A
36
B
25
C
48
D
41

Slide 7 - Quiz

9 x 8 =
A
63
B
56
C
88
D
72

Slide 8 - Quiz

Fernin moet om half 6 opstaan. Wat staat er dan op zijn digitale horloge?
A
06:30
B
07:30
C
05:30
D
05:45

Slide 9 - Quiz

3 x 6 = 19
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

Een hardloopwedstrijd begint om 2 uur. Om half 4 is de wedstrijd klaar. Hoeveel minuten duurde de wedstrijd?
A
60 minuten
B
90 minuten
C
45 minuten
D
120 minuten

Slide 11 - Quiz

49 + 33 =
A
82
B
92
C
73
D
72

Slide 12 - Quiz

Robin doet vakantiewerk en verdient iedere dag 20 euro. Hoeveel dagen moet hij werken op een set Lego van 200 euro te kunnen kopen?
A
20 dagen
B
5 dagen
C
10 dagen
D
15 dagen

Slide 13 - Quiz

Een bloemist heeft 17 bossen tulpen. In elke bos zitten 10 tulpen. Hoeveel tulpen zijn dat samen?

Slide 14 - Question ouverte

19 + 34 =

Slide 15 - Question ouverte

Rick verkoopt zijn telefoon voor 250 euro. Hij koopt een nieuwe voor 500 euro. Hoeveel geld moet hij bijbetalen voor zijn nieuwe telefoon?
A
500 euro
B
250 euro
C
350 euro
D
200 euro

Slide 16 - Quiz

55 + 29 =
A
74
B
84
C
73
D
83

Slide 17 - Quiz

Sanne koopt 4 blikjes van 1 euro en nog 5 appels van 20 cent. Hoeveel euro moet Sanne betalen?
A
5 euro
B
2 euro
C
5,20 euro
D
4,80 euro

Slide 18 - Quiz

17 + 24 + 36 =
A
66
B
76
C
67
D
77

Slide 19 - Quiz

Een vliegtuig vliegt op een hoogte van 700 meter. Hij daalt 56 meter. Hoe hoog vliegt hij dan? ... meter

Slide 20 - Question ouverte

Voordat Giovanni aan zijn fietstocht begint staat de teller op 71 kilometer. Aan het einde van de dag staat de teller op 108 km. Hoeveel km heeft Giovanni gefietst?
A
27
B
26
C
37
D
36

Slide 21 - Quiz

33 + 27 + 25 =

Slide 22 - Question ouverte

Aaldert en Simon kijken een filmpje die 45 minuten duurt. Ze beginnen met kijken om 7 uur. Hoe laat is het filmpje afgelopen?
A
Half 8
B
Kwart over 8
C
Kwart voor 7
D
Kwart voor 8

Slide 23 - Quiz

Queennie koopt een stereoset van 420 euro. Daarbij koopt ze ook boxen van 133 euro. Hoeveel moet ze betalen?
A
690
B
437
C
553
D
550

Slide 24 - Quiz

Stijn koopt een autootje van 3,80 euro met allemaal munten van 20 cent. Hoeveel munten van 20 cent moet hij betalen?

Slide 25 - Question ouverte

Bedankt voor het 
meedoen!

Slide 26 - Diapositive