Webshop H10 t/m 12

Webshop H10 t/m 12
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Webshop H10 t/m 12

Slide 1 - Diapositive

Welk marketinginstrument gaat over de lay-out van een webshop?

A
Product
B
Plaats
C
Promotie
D
Presentatie

Slide 2 - Quiz

Welk marketinginstrument gaat over de domeinnaam van een webshop?
A
Product
B
Prijs
C
Plaats
D
Personeel

Slide 3 - Quiz

Wat is het doel van reclame maken voor jouw webshop?
A
Om jouw webshop bekend of bekender maken.
B
Om meer feedback te krijgen van jouw klanten.
C
Om meer personeel aan te kunnen nemen.
D
Om meer voorraad aan te kunnen leggen

Slide 4 - Quiz

Welk woord ontbreekt er in de tekst? Bij offline marketing maak je geen gebruik van _______
A
nieuwsbrieven
B
advertenties
C
het internet
D
een computer

Slide 5 - Quiz

Wat is een vorm van bijverkoop
A
Cross-selling
B
Crossmediale marketing
C
Search engine advertising
D
Mond-tot-mondreclame

Slide 6 - Quiz

Welk Engels werkwoord past het beste bij online marketing ?
A
handing out
B
hang up
C
pick up
D
posten

Slide 7 - Quiz

Vul de zin aan.
Als een product uit jouw webshop veel positieve reviews heeft, is de kans groter dat ____
A
anderen ook positief over jouw webshop zullen zijn
B
anderen dat product ook willen kopen
C
anderen ook positieve reviews over dat product gaan schrijven.
D
anderen juist negatieve reviews over dat product gaan schrijven

Slide 8 - Quiz

Wat is een goede manier om op een negatieve review te reageren?

A
Emotioneel reageren.
B
Begripvol reageren.
C
De review negeren.
D
Reageren en de review daarna verwijderen

Slide 9 - Quiz

Waar 'kijkt' een zoekmachine zoals Google naar om de positie van jouw
webshop in de zoekresultaten te bepalen?
A
Lay-out van de webshop.
B
Omzet van de webshop.
C
Bezoekersaantallen van de webshop.
D
Broncode van de webshop.

Slide 10 - Quiz

Welke webshops krijgen voorrang van Google in de zoekmachine?
A
Webshops die SEO goed op orde hebben.
B
Webshops die heel actief zijn op social media.
C
Webshops die aan SEA doen.
D
Webshops die aantrekkelijk, relevant, overzichtelijk, gebruiksvriendelijk en betrouwbaar zijn.

Slide 11 - Quiz

Wat kan een slider?
A
Meerdere slides op één plek tonen.
B
Meerdere slides naast elkaar tonen.
C
Meerdere slides onder elkaar tonen.
D
Meerdere slides in een grid tonen.

Slide 12 - Quiz

Wat is een tip voor een goede slider?
A
Veel slides gebruiken.
B
Hoge rotatiesnelheid van de slides instellen.
C
Weinig of zelfs maar één slide gebruiken.
D
Zoveel mogelijk tekst en buttons in één slide tonen.

Slide 13 - Quiz

Welk marketinginstrument gaat over de homepage slider van een
webshop?
A
Product
B
Plaats
C
Promotie
D
Prijs

Slide 14 - Quiz

Wat is juist als we het over een button hebben?
A
Een button bevat meestal een link
B
Een button heeft meestal een ronde vorm.
C
Een button bevat meestal een korting.
D
Een button bevat meestal een aanbieding.

Slide 15 - Quiz

Wat is een overeenkomst tussen een button en een label?
A
Beiden zijn een soort knoppen.
B
Beiden zijn een soort stickers.
C
Beiden hebben een opvallende achtergrondkleur.
D
Beiden bevatten kleine lettertjes

Slide 16 - Quiz

Wat is het doel van een button?
A
Om de klant te informeren.
B
Om de klant actie te laten ondernemen.
C
Om een product te promoten.
D
Om een slide te kunnen voorzien van een link

Slide 17 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een korting?

A
1 product + 1 gratis
B
2 producten voor € 10,00
C
2e product voor de halve prijs
D
1 product van € 12,50 voor € 10,00

Slide 18 - Quiz

Wat is een overeenkomst tussen een korting en een aanbieding?
A
In beide gevallen krijgt de klant iets gratis.
B
Er is geen overeenkomst.
C
In beide gevallen bespaart het de klant geld.
D
In beide gevallen heeft de klant een voordeel.

Slide 19 - Quiz

Hoe ziet een goede slide er dan uit?
A
Afbeelding van het product + button met link naar de productpagina + label met de korting daarin.
B
Afbeelding van het product + button met link naar de homepage + label met de aanbieding daarin.
C
Afbeelding van het product + button met de korting daarin + label met link naar de productpagina.
D
Afbeelding van het product + button met link naar de winkelwagen + label met de korting daarin

Slide 20 - Quiz

Als er bij een product in een webshop een label met het woord 'Nieuw'
te zien is. Wat betekent dat dan?
A
Dat er een nieuwe aanbieding voor dat product is.
B
Dat het product nieuw in het assortiment is.
C
Dat het product nieuw op de markt is.
D
Dat er een nieuw product in de webshop verwacht wordt.

Slide 21 - Quiz

Een klant koopt een product in een webshop. Hoeveel dagen bedenktijd
heeft deze klant minimaal?
A
14 dagen + 3 maanden
B
7 dagen
C
14 dagen
D
30 dagen

Slide 22 - Quiz

Een klant heeft een bos bloemen via een webshop besteld. Mag de klant
de bloemen volgens de wet retour sturen?
A
Ja, als dit maar binnen de bedenktijd gebeurd.
B
Nee, bloemen hebben geen bedenktijd.
C
Ja, zolang de bloemen nog in de originele verpakking zitten.
D
Nee, voor bloemen is er niets in de wet geregeld.

Slide 23 - Quiz

Een klant koopt een product in een webshop. Binnen hoeveel dagen
moet de klant volgens de wet zijn bestelling geleverd krijgen?
A
Binnen 30 dagen, tenzij anders is overeengekomen.
B
Binnen 14 dagen, tenzij anders is overeengekomen.
C
Binnen 7 dagen, tenzij anders is overeengekomen.
D
Binnen 3 maanden, tenzij anders is overeengekomen.

Slide 24 - Quiz

Waar kun je in een webshop meestal de algemene voorwaarden vinden?
A
Via een link in het topmenu.
B
Via een link in het hoofdmenu.
C
Via een link in de footer.
D
Via een link in de sidebar.

Slide 25 - Quiz

Waarom hebben veel webshops een webwinkelkeurmerk?
A
Om klanten duidelijk te maken dat de webshop voldoende omzet maakt.
B
Om klanten duidelijk te maken dat de webshop technisch in orde is.
C
Om klanten duidelijk te maken dat de webshop kwalitatief goede producten verkoopt.
D
Om klanten duidelijk te maken dat de webshop veilig en betrouwbaar is

Slide 26 - Quiz

Wat is een voorbeeld van achteraf communiceren met een klant die iets
in jouw webshop gekocht heeft?
A
De klant via de webshop informeren over de levertijd van het bestelde artikel.
B
Aan de klant via de e-mail vragen of hij/zij het bestelde artikel wil beoordelen.
C
Aan de klant via de telefoon vragen hoe hij zijn/haar bestelde artikel wil ontvangen.
D
De klant via de e-mail excuses aanbieden voor de vertraging in de levertijd van het bestelde artikel.

Slide 27 - Quiz

Hoe kan een klant een klacht indienen bij een webshop?
A
Dat kan alleen via de webpagina 'klachten' van de webshop.
B
Dat kan via verschillende (media) kanalen.
C
Dat kan alleen via de website van klachten.nl.
D
Dat kan via de e-mail of telefonisch

Slide 28 - Quiz

Kan een klacht van een klant voor positieve reclame zorgen ?
A
Ja, als de klacht afgehandeld wordt via hetzelfde medium als waar de klacht op binnen gekomen is.
B
Ja, als de klacht snel en goed afgehandeld wordt.
C
Nee, een klacht zal nooit zorgen voor positieve reclame.
D
Ja, als de klant tevreden is met de afhandeling van de klacht en dit ook aan anderen laat weten.

Slide 29 - Quiz

Wat is een voorbeeld van het controleren van de functionaliteit van een
webshop?
A
Bestelproces controleren
B
Grammatica controleren
C
Prijzen controleren
D
Afbeeldingen controleren

Slide 30 - Quiz

Wat is het laatste stap van het 'live zetten' van een webshop?
A
Online zetten
B
Functionaliteit testen
C
Openbaar zetten
D
Inhoud controleren

Slide 31 - Quiz